“Please wish for a quick and safe return for our hostages”, verzoekt de captain van El Al vlucht 376 bij het aanvliegen van de landingsbaan op Ben Gurion Airport. Al voor aankomst in Tel Aviv wordt het lot van de gijzelaars van 7 oktober in herinnering geroepen, daarna is het onvermijdelijk. Vanaf de aankomsthal en langs de wegen in Israël verwijzen foto’s, spandoeken en gele lintjes naar de laatste gekidnapte landgenoten die nog altijd in Gaza worden vastgehouden, evenals op gebouwen en in winkels, achter ramen van woningen en op bestickerde auto’s, opgespeld op kleding en aangeplakt op lantaarnpalen, bouwhekken en stoplichten. De slogan Bring Them Home Now is niet alleen een vurige wens, het is een levende verbeelding van hoop in een land dat zich bitterheid en verdeeldheid van het lijf probeert te houden.
Hoop is een actieve opdracht voor alle Joden. Het nationale volkslied - getiteld ‘Hatikva’, De Hoop - schrijft in de slotregels voor dat er hoop zal zijn, zo lang de laatste Jood leeft. Kuti, de gids die me direct na aankomst meeneemt naar Samaria op de West Bank, beschrijft hoop als een zelfstandige keus tussen vloek en zegen, die je iedere dag opnieuw moet maken. “Blijf je liggen op dagen dat alles je te zwaar is, de vloek, of sta je toch op om opnieuw iets van je nieuwe dag van te maken, de zegen?”
Toch is er ook vertwijfeling en zelfs verbittering te proeven in het Israël van 2025, vooral bij degenen die 7 oktober 2023 van dichtbij hebben meegemaakt en moesten ondergaan. De hoop is beschadigd, een last geworden misschien wel. Bijvoorbeeld op kibboets Kfar Aza, een van de collectieve agrarische nederzettingen in het zuiden van Israël langs de grens met Gaza, die op 7 oktober zo gewelddadig overvallen zijn.
Om in het getroffen gebied te komen, neem je vanaf Tel Aviv autoweg 4 naar het zuiden. Richting de Gaza Envelope, zoals het gebied genoemd wordt. Vlak boven grensovergang Erez Crossing draai je de 34 op richting Sderot, een stadje net buiten het meest noordoostelijke hoekje van de Gazastrook. Vanaf daar neem je de weg die op Zwarte Zaterdag door dood en verderf is getekend: de 232.
Rond Sderot verschijnen de eerste bomb shelters bij de bushaltes. Aanvankelijk nog kleurig beschilderd, maar al snel kom je langs de plaatsen waar Israëli’s die probeerden te schuilen voor raketvuur uit Gaza hopeloos in de val zaten toen Hamas-terroristen over de wegen spoelden.
Grote delen van de weg zijn opnieuw geasfalteerd en het meeste verkeer bestaat uit auto’s, landbouwvoertuigen en vrachtwagens met agrarische afbeeldingen op de zijkant. Slechts af en toe passeert militair materieel. In de verte, vanuit het westen, klinkt soms een doffe explosie of het pok-pok-pok van mitrailleurvuur. Langs de weg met de schuilkelders controleren agenten met een lasergun op snelheid. Oorlog aan de ene kant van het hek, handhaving van het beschaafde normaal aan de andere zijde. De inspanningen om zo normaal mogelijk te blijven doen, kom je overal tegen.
Achter de knalgele poort bij de hoofdingang van Kfar Aza, een kwartiertje ten zuiden van Sderot, word ik opgewacht door Shachar Shnorman. De zestiger - ruim 1.90 meter lang, groot zwartgrijs t-shirt over zijn omvangrijke buik - zit op een elektrische Club Car, een soort golfkarretje. Als de jonge knul bij het wachthokje, met een M4 losjes over de schouder, vraagt wat ik kom doen, zegt Shachar dat hij me kent. “Dit is Bert Niemon, from the Netherlands”. Ik beaam, en Shachar lacht triomfantelijk naar de poortwachter: “Ik zei toch dat ik hem ken?” In mijn huurauto volg ik hem over de meanderende weggetjes van de kibboets, ingeklemd tussen licht glooiende akkers en weilanden.
Kfar Aza en “the 7th”
Kfar Aza, opgericht in 1951, telde op 7 oktober een kleine duizend bewoners. Het is een van de plekken waar Hamas met enkele paragliders naartoe gleed, al kwam het leeuwendeel in pick-ups of op motorfietsen. Ongeveer 250 gewapende aanhangers van Hamas, Palestijnse Islamitische Jihad en het Democratische Front voor de Bevrijding van Palestina (DFLP) drongen vanaf het ochtendgloren langs meerdere ingangen binnen. Een uur later hadden ze controle over de hele kibboets en begonnen ze te moorden, waarna een beleg begon dat pas na enkele dagen voorbij was.
Ondanks relatief vroege aanwezigheid van IDF-militairen, waarvan de eersten al rond half negen de kibboets betraden, zijn tenminste 62 bewoners vermoord en werden er 19 ontvoerd naar Gaza (waar zich nog altijd twee broers van 27 onder de gijzelaars bevinden). Hoewel op zaterdagavond zo’n duizend soldaten op de kibboets waren, duurde het tot de vooravond van dinsdag 10 oktober voordat alle bewoners waren geëvacueerd en alle terroristen waren gevonden, verdwenen of gedood. Het laatste treffen was om 18:00 uur ‘s avonds op de 10e, toen soldaten de laatste Hamas-indringer wisten te doden. Hij was al gewond, en hield tot het laatste moment vast aan een mes.
In totaal wist de IDF zo’n 150 Palestijnen uit te schakelen. De leden van het eigen veiligheidsteam van de kibboets hadden zich kranig geweerd met een beperkt aantal wapens uit de eigen wapenkamer, maar vonden allemaal de dood. Ook enkele tientallen militairen sneuvelden tijdens de ontzetting van Kfar Aza.
Op 14 oktober 2023 bezocht premier Benjamin Netanyahu de kibboets en het naastgelegen Be’eri, onder militaire begeleiding en zonder met bewoners te spreken. Een wake voor de slachtoffers ontaardde dezelfde dag in een roep om de vrijlating van de gijzelaars en het aftreden van Netanyahu.
Shachar spreekt met geen woord over de bezoeken van Netanyahu, die in november nog eens terug kwam met Elon Musk (nadat die in een rel over antisemitisme verwikkeld was geraakt, en naar Israël was gevlogen om het tegendeel aan te tonen). Maar zijn standpunt omfloerst hij niet. Wijzend richting Gaza, dat je duidelijk kunt zien liggen vanaf de kibboets, zegt hij: “Daar willen ze ons vermoorden. Maar onze grootste vijand zit in Jeruzalem.” Op zijn baseballpetje staat in het Hebreeuws “Dienstplicht voor iedereen” - een rechtstreekse aanklacht tegen de politieke instandhouding van de wet die orthodoxe Joden daarvan uitzondert.
‘Altijd 95 procent hemel en 5 procent hel’
Een vredesactivist noemt Shachar, die naar oktober 2023 verwijst als “the 7th”, zichzelf niet. Hij diende zelf vier jaar in het leger en raakte begin jaren tachtig tweemaal gewond in Libanon. In een vreedzame vorm van samenleven probeert hij wel te geloven. Geboren op kibboets Shoval, een half uur naar het oosten, vertelt hij dat hij voordat de eerste intifada in 1987 begon nog regelmatig in Gaza naar het strand bij Khan Younis ging. Ooit was het werkbaar, ondanks de spanningen en soms het geweld. Het leven op de kibboets van voor 7 oktober beschrijft hij als “altijd 95 procent hemel en 5 procent hel.”
Kfar Aza verdient geld met onder meer veeteelt (kippen en koeien, samen met naastgelegen kibboetsen) en een plasticfabriek maar huist ook een goedlopend bedrijf dat audiotechniek doet voor televisie en evenementen in heel Israël. Je hoeft niet op de kibboets te werken om er te mogen wonen, als je maar bijdraagt. Ook woonden er veel studenten die aan het Sapir College in Sderot hun opleiding volgden, de enige vervolgopleiding in de Gaza Envelope.
De rondleiding is, bij gebrek aan een beter woord, ontspannen. We rijden samen op zijn Club Car over de wandelpaden van de kibboets, waar het ene wijkje onberoerd lijkt maar het volgende bestaat uit doorzeefde, dichtgespijkerde woningen. Her en der zijn volledig uitgebrande huizen al afgebroken, andere woningen worden gerenoveerd maar op de meeste plekken is het stil. Het merendeel van de inwoners heeft nog altijd elders onderdak en niet iedereen wil terugkeren. “Kijk, hier wordt de tuin bijgehouden. Dat is fijn. Het was hier altijd heel netjes, maar moet je nu eens zien.” Hij gebaart met een luie arm naar overwoekerde tuinen en paden. Alsof het achterstallige hovenierswerk het ergste is.
Zelf keerde de 63-jarige Shachar Shnorman begin november 2023 al terug naar Kfar Aza, samen met zijn vrouw Ayelet Cohen. “Hier wonen we”, zegt hij laconiek. In een eerste interview met The Times of Israel in januari 2024 omschreef hij zichzelf als een “toonbeeld van overwinning”.

Nog niet veel mensen volgden het voorbeeld van Shachar en Ayelet. Het trauma is te groot. Overal zie je woningen met kogelgaten en granaatschade. In verschillende kleuren verf gespoten cijfers en tekens naast voordeuren vertellen hoeveel terroristen en bewoners gedood zijn in de betreffende woning. De overwoekerde, onverzorgde voortuinen vertellen de rest, samen met het vele speelgoed, buitenmeubilair, tuingereedschap en kinderfietsen die je overal tegenkomt. Een plek die in grote haast ontruimd is, en waar het leven nog altijd niet is teruggekeerd.




“Kijk.” Shachar stopt bij een kleine woning met een houten veranda, “Hier woonde mijn schoonmoeder. Horribly stubborn woman. Toen het luchtalarm afging en de raketten kwamen, ging ze naar haar safe room. Maar ze heeft daar geen televisie, dus ze had geen idee wat er gaande was. Tegen de middag whatsappte ze ons dat ze honger had. Ging ze de safe room uit om een boterham te smeren in de keuken. Dat is nog tot daar aan toe, maar daarna ging ze doodleuk buiten voor het huis staan roken!”
De anekdote wordt opgewekt opgedist, maar toch verraadt het olijke gezicht van de enorme kerel een spanning. “Veel van ons verhaal is een kwestie van pech of geluk”, zegt hij op zachtere toon. “We wisten niet wat ze van plan waren. Veel lijkt willekeurig. Het ene huis brandden ze af, het volgende raakten ze niet aan. De ene buurman werd vermoord, de andere buurvrouw heeft geen schrammetje. Ze hadden alle tijd, en die namen ze ook.” Hij wijst van huis naar huis: “Hier is de man vermoord. Deze buurman is zijn vrouw kwijt. In dat huis is iedereen dood, maar daarnaast leven ze alle vier nog.” Willekeur. “Except for the fact that we are all Jews.”
Zelf ging Shnorman op de eerste avond ook kort zijn safe room uit, gewapend met slechts een zakmes, om te kijken hoe het met zijn buurvrouw was nadat hij herrie bij haar huis had gehoord. Hij trof haar dood aan.
‘Ze zijn er’
Zijn schoonmoeder maakte het nog bonter in haar bejaarde ongeduld. In de vooravond was ze het wachten beu. Ze nam een slaappil en ging ze in haar safe room liggen slapen. Toen de IDF later die avond haar wijk ontzette en op de deur bonkte, hoorde ze niets. Dus werd de deur ingetrapt - tot haar grote ergernis. “Ze stuurde een berichtje naar mijn vrouw”, vertelt Shachar. “Daarin stond alleen maar: ‘ze zijn er’, dus mijn vrouw raakte meteen in paniek. Ik nam haar telefoon over en stuurde terug: ‘Wie?’ Als er dan geen antwoord komt, heb je je antwoord. Na een eeuwigheid van een paar minuten zei ze ‘IDF’. En vervolgens begon ze meteen te mopperen over die deur. Of wij daar even naar konden kijken als we onderweg naar buiten waren.” Hij schudt zijn hoofd, met een glimlach. “Wij hebben nog de hele nacht in onze safe room gezeten voordat we werden geëvacueerd en nee, die deur hebben we niet gerepareerd.”
Reparaties worden inmiddels wel uitgevoerd. Her en der zijn teruggekeerde bewoners bezig hun huizen te herstellen. Containers voor puin staan voor de deur, hekken schermen sloopterrein af, steigers staan tegen gevels aan en zakken met bouwmaterialen staan voor de deur.


We naderen het hart van de kibboets, waar de gemeenschappelijke gebouwen staan. De centrale eethal, waar een door een granaat verwondde IDF-militair in z’n eentje stand hield tegen terroristen en uiteindelijk levend uit het gebouw werd gehaald. Een bibliotheek, die al bijna helemaal gerenoveerd is. Twee scholen, nagenoeg ongeschonden omdat er op zaterdag toch geen kinderen waren. Het zijn betonnen structuren met een extra dik dak - ook voor 7 oktober was er altijd de dreiging van raketaanvallen. Anderhalf jaar bladval en wildgroei geven de omgeving een mistroostige aanblik.




Nabij de centrale gebouwen was ook de wapenopslag van de kibboets. Binnen staan nog altijd de houten munitiekisten en liggen doosjes met benodigdheden om een wapen schoon te maken op een grote werkbank. Het wapenrek aan de muur is leeg. Shachar vertelt hoe de burgerwachten van de gemeenschap bijtijds bij het arsenaal waren en een tijd lang gevecht wisten te leveren met de terroristen uit Gaza, maar dat uiteindelijk zij en enkele burgers die bijsprongen allemaal gedood zijn.
Op een grasveld achter de school zijn enkele jongeren bezig met het snoeien van bomen en struiken. Snoeiresten gaan in een aanhanger achter een grote quad. Op naast de school gelegen huizen die reeds hersteld zijn, prijken bordjes met foto’s waarop de vermoorde bewoners en hun verhaal vermeld staan.
Twee jongens worden bij onze golfkar geroepen door Shachar. “Dit zijn de echte helden”, zegt hij. Het zijn vrijwilligers, onderdeel van groepen jongeren die naar de kibboetsen zijn gekomen om te helpen bij het herstel. Ze mogen in ruil daarvoor hun dienstplicht een jaar uitstellen. Daarna moeten ze die alsnog vervullen. “Ik was iemand die, net als zo veel oudere mensen in dit land, dacht dat de jeugd lui was, niets anders wilde dan feesten, en alleen nog maar op Instagram en TikTok zat. Zij bewijzen mijn ongelijk”, prijst Shachar hen.
De jongens, beiden 19 jaar oud, vertellen dat ze bijna klaar zijn met het herstel van de bibliotheek, die alleen nog afgeschilderd hoeft te worden. Elders herstellen ze kozijnen, herbouwen ze veranda’s en schilderen ze muren. Ze werken een jaar op Kfar Aza, komen van verschillende plekken in Israël en wonen vijf dagen per week op de kibboets. Daar leren ze eerst hoe je een huis herbouwt, en daarmee leren ze hoe je een gemeenschap onderhoudt.
Herinneringen aan de hel
Zo veel terug groeiende gemeenschapszin geeft de tour anderhalf jaar na 7 oktober bijna iets warms, maar dan komen we in het laatste wijkje van de rondleiding: de kleine geschakelde studiootjes waar de jongeren woonden, zowel de kinderen van de kibboets als de studenten van elders. Van die laatste groep waren de meesten niet thuis, omdat het weekend was en de feestdagen nabij waren. Zij wonnen het van de willekeur.
Maar dit wijkje is wel het hardst getroffen: iedereen die thuis was, is vermoord of ontvoerd. Woningen zijn zwaar beschadigd door RPG’s, granaten en brandbommen. Hier hebben onthoofdingen plaatsgevonden, en verkrachtingen, beaamt Shachar. Slachtoffers werden in uitgebrande huizen gevonden met vastgebonden handen. Alles hier herinnert aan de hel.




Vanwege het kleine formaat van de woningen (voordeur, piepkleine keuken, dito badkamer, woonkamertje, slaapkamer) en de vele borden met namen, foto’s en beschrijvingen voor alle deuren, lijkt het alsof je langs de tombes van een begraafplaats loopt. De geur van brand prikt nog steeds in je neus, de aanblik van het uitgebrande geraamte van de voorheen gestoffeerde stoel in het appartement van Nitzan Libstein roept onwillekeurig de vertellingen over vastgebonden bewoners in herinnering. Levend verbrand in hun eigen huis.
Eén huisje is opengesteld, door de ouders van Sivan Elkabets. Zij en haar vriend Naor Hasidim (op dat moment 23 jaar oud) zijn op 7 oktober in haar huisje vermoord. Gewoon, op de bank. Ze waren sinds hun 16e een koppel en liggen thans onder dezelfde steen begraven. Foto’s laten zien hoe het er eerst uit zag, maar ook wat de familie aantrof na 7 oktober, inclusief A4-formaat prints van de dieprode vlekken op de grijze bank. De afwas staat nog altijd op het aanrecht van de door talloze kogelgaten getekende woning.




Vanaf de jongerenwijk kun je Jabalia in Gaza zien liggen, aan de noordkant van Gaza City. Een stad van een kleine 200.000 inwoners, exclusief het grootste vluchtelingenkamp van Gaza waar nog eens 100.000 mensen verblijven. Als we bij de laatste woningen uit de jongerenwijk komen, waar de tweelingbroers Ziv en Gali Berman (beiden 27) tegenover elkaar woonden voordat ze naar Gaza werden ontvoerd, breekt aan de andere kant van het grenshek de oorlog los. Zware ontploffingen, optrekkende straaljagers en diverse kalibers mitrailleurvuur ontlokken aan Shachar een schampere reactie. “Ze beginnen vroeg vandaag.” Voor me staat een voor twee personen gedekte tafel te wachten op Ziv en Gali, van wie in februari voor het laatst een teken van leven is vernomen.
Shachar is zijn luchtige houding ondertussen ook kwijt. “Ik leef alleen nog omdat ik dit anders niet had kunnen vertellen”, zegt hij. “Ik moet dit doen, voor hen”, gebaart hij om zich heen. Het valt hem zichtbaar zwaar om in deze geblakerde en zwaar gehavende vleugel van zijn gemeenschap te zijn.
Speak softly and carry a big stick
Naast de geruïneerde jongerenwijk wordt de laatste hand gelegd aan nieuwe huisjes. Ook geschakeld, maar moderner en frisser. Groene Bodem, heet het wijkje, waar we de rondleiding afsluiten. De kibboets zal herrijzen, en opnieuw bewoond worden. Ook Shachar heeft zich herpakt. Hij leerde in anderhalf jaar tijd sinds 7 oktober Engels, vertelt de zestiger niet zonder trots, om dit verhaal te kunnen vertellen.
Maar hij zoomt ook uit op het grotere plaatje. “Is een meter meer of minder land meer waard dan een mensenleven?”, vraagt hij retorisch. “Vrede is beter. That is the only situation that makes sense.” Toch is de Libanon-veteraan de realiteit niet uit het oog verloren. “In deze contreien moet je terugslaan en laten zien dat je sterk bent. Anders komt de rest je ook overvallen”, zegt hij, doelend op de vele vijanden die Israël omsingelen.
Over of Israël sterk was op 7 oktober is hij helder: “We waren als Roosevelt, maar andersom. Roosevelt zei: ‘speak softly and carry a big stick’. Wij spraken veel te luid, maar we hadden helemaal geen stok. Arrogantie heeft alles erger gemaakt. En nu lopen we achter de feiten aan. Je kunt alleen voor vrede ijveren als je de sterkste in de kamer bent, niet als je onderop ligt.”
“Op 7 oktober lagen wij onderop. Nu hebben we Gaza vernietigd, maar wanneer gaan we iets bouwen? Want als ik rustig kan leven, leven zij in Gaza ook rustig. Als ik niet rustig leef, leven zij zeker weten niet rustig.” Zijn petje komt ter sprake, waarop een leus staat over dienstplicht voor allen. “Degenen die niet in dienst willen, pleiten wel voor meer land, meer oorlog. En anderen moeten daarvoor de prijs betalen. En Jeruzalem”, zegt hij, doelend op de regering aldaar waar premier Netanyahu in een coalitie zit met extreemrechtse orthodoxen, “ligt met hen in dat bed. Dat gaat ten koste van onze gemeenschap. Van Israël.”

Bij de nieuwbouw nemen we afscheid en ik rij nog een stukje zuidelijker, langs Be’eri en Re’im tot aan kibboets Kissufim, waar je vanaf een beboste heuvel in het Kissufimwoud (waar Theodor Holman een stukje park naar zich vernoemd kreeg, al kon ik dat zo snel niet vinden) Khan Younis in Gaza kunt zien liggen.
Betonnen kapelletjes langs de 232
Langs route 232 stop ik bij diverse bunkertjes. Voor talloze mensen werden de betonnen bomb shelters naast de bushokjes hun laatste halte. Nabestaanden hebben de schuilhuisjes in herdenkingskapelletjes veranderd. Binnen hangt de geur van kaarsvet, brandende kaarsjes laten zien dat het actieve memorials zijn. Soms liggen er zakken waxinelichtjes om zelf een lichtje op te kunnen steken. Er zijn zo veel stickers, foto’s, brieven en andere uitingen van rouw en liefde aangeplakt dat de sporen van kogels en granaatscherven bijna niet meer zichtbaar zijn, maar de kleine mausoleums zijn daarom des te meer de stille getuigen van een open wond.




Hier stierven talloze festivalgangers van Supernova Sukkot Gathering, die zowel ten noorden als ten zuiden van het festivalterrein bij kibboets Re’im over de 232 probeerden te schuilen voor de raketaanvallen vanuit Gaza en in de terreurfuik van Hamas reden.
Onder begeleiding van een overlevende van het Nova-festival ging ik een paar dagen later terug naar de Gaza Envelope, onder andere naar Sderot en het terrein van Nova. Zijn verhaal, in het volgende deel van dit tweeluik over “The 7th”, onder de onderstaande link/
Deze reis naar Israël heb ik geheel zelfstandig opgezet, zonder opdracht of invloed van derden, via eigen contacten en binnen mijn eigen netwerk, en volledig uit eigen zak betaald. Dat zeg ik niet om te bedelen, maar om verdachtmakingen voor te zijn. Dit verhaal heeft bovendien geen betaalmuur, omdat iedereen het moet kunnen lezen. Wie Bram Moszkowicz bij Johan Derksen zag, snapt waarom dat nodig is.
Een donatie of een paid subscription is uiteraard wel zeer welkom. Dank u.
Nova Festival, door de ogen van een overlevende
Noem het een wrang mazzeltje, maar Amit Musaei was al gediplomeerd gids voordat hij op 7 oktober als bezoeker van de Supernova Sukkot Gathering aan de dood ontsnapte. Sindsdien is het toerisme in Israël ingestort tot zo’n vijftien procent van de normale capaciteit, maar als gids met een persoonlijk verhaal als overlevende van het Nova-festival rijdt hij met volle touringcars naar de de locaties van zwarte zaterdag en door zijn herinneringen.
Waardevol verslag van een trip langs buitengewoon dramatische plekken.
Als je gewoon beschrijft wat je zag en hoorde, wordt het vanzelf bijzonder - dit voor de collega-journalisten...
Een indrukwekkend relaas Bart. Bij het lezen voel ik de emoties gewoon opkomen. En zo lastig het dilemma waarin de mensen daar leven. Graag in vrede, maar met duidelijk wel krachtvertoon om zelf niet het onderspit te gaan derven.