De opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam leidde tot bedroevende beelden en schokkende uitingen van antisemitisme, die zowel een naïviteit onthullen als een hele lelijke ontkenning blootleggen.
“Slechtste dag voor Amsterdam sinds de moord op Theo van Gogh”, zei iemand op Twitter zondag en het is misschien niet eens een overdrijving. Velen moesten in afgrijzen toezien hoe een horde antisemitische oproerkraaiers praktisch tot in het portiek van de Portugese synagoge op het Jonas Daniël Meijerplein kon komen. Daar werd in het bijzijn van Holocaust-overlevenden en hun nabestaanden, als ook president van Israël Isaac Herzog een ceremonie gehouden ter ere van de opening van het Holocaustmuseum, een paar straten verderop aan de Plantage Middenlaan.
De ‘demonstranten’ bestonden grosso modo vooral uit extreemlinkse beroepsboeroepers en dito moslims. Uit hun midden steeg de bekende genocidale rivier/zee-leus op. Er werd “kankerjoden” geroepen, iemand verklaarde zich trots solidair met Hamas en een stukje verderop klom een boze baard ongehinderd op een politiebusje, dat tevens werd beklad en waarvan vandalen de banden leeg lieten lopen. Elders in de stad, op Plein 40-45 (what’s in a name) in Bos en Lommer, stonden de boze baarden van Hizb ut-Tahrir hun jodenhaat te scanderen. Keurig de mannetjes en de vrouwtjes gescheiden, zoals te doen gebruikelijk bij deze in diverse landen verboden groepering van radicale moslims.
Onder beschamende begeleiding van deze schelle kreten werd de opening van het museum verricht:
Vanuit een andere hoek is duidelijk te horen dat het echt een keurig protest was tegen Herzog en de handelingen van de staat Israël, en heus niets te maken had met een afkeer van joden:
Twee gedachten doolden in mijn hoofd gedurende deze droevige zondag. De eerste, naar aanleiding van een gesprek dat ik een paar maanden terug had met Annabel Nanninga. Zij plaatste op 4 mei 2012 om 20u01 een tweet die de volgende dag op de voorpagina van het Algemeen Dagblad prijkte: “Wat zijn jullie stil. Is er iemand dood of zo?” Een grap, tegen het ongemak van opgelegd pandoer dat jaarlijks zij aan zij leeft met de vrome plechtigheid van de Dodenherdenking. Een grap, die door het intellectueel meest armoedige deel van haar vele vijanden nog altijd wordt aangehaald als amechtig “bewijsstuk” dat haar afkeer van het oude volk zou moeten aantonen, ook al richtte de Twitterwitz zich primair tegen de manier waarop het 4 & 5 Mei Comité de herdenkingen ieder jaar een beetje verder verwatert met rappers, dichters en de bredere vluchtelingenproblematiek.
In een bruine kroeg in - toevallig - het voormalige Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis in Amsterdam kwam de tweet onlangs ter sprake toen we het over 7 oktober hadden, en welke puisten door de gebeurtenissen van die dag in het Westen zijn opengebarsten. Annabel staat nog altijd achter de grap (en terecht), maar ze sprak met enig afgrijzen over een besef dat ze niet eerder had gevoeld bij de sneer naar de 4 mei-industrie. Ze dacht dat het kón. Dat het veilig genoeg is om de draak te steken met de opgedirkte ceremonie, omdat de dreiging van jodenvervolging en gevaarlijk antisemitisme is bezworen.
Niet dus. 7 oktober heeft laten zien dat niet alleen de staat Israël te allen tijde alert moet blijven op genocidale oprispingen vanuit hun gevaarlijke buurlanden, ook onder de bevolking van de verre vrienden in het Westen schuilt een verraderlijke ideologie die zich door de pogrom op grensposten, kibboetsen en een festival gesterkt voelt en luidkeels laat horen. Niet eerder in onze relatief jonge levens (mag ik dat nog zeggen, over middenveertigers? Ja, want het toont aan hoe lang we in gelukzalig onbenul konden bestaan) voelen niet alleen Annabel en ik, maar volgens mij velen met ons steeds meer dan ooit dat het gevaar van de jodenvervolging niet voor niets door de hele wereldgeschiedenis geschreven staat: het verdwijnt nooit helemaal en het leeft altijd weer op. En steevast kijken mensen daarbij weg.
De schijnheiligheid van het 4 mei-huisje
Het gevoel van Annabel heb ik ook altijd gehad. De 4 mei-farce stond en staat me tegen, dat agressief bewaakte herdenken op commando in een land dat ooit net zo makkelijk op commando al z’n joden inleverde bij een genocidale bezettingsmacht. De benepen burgermannetjespolitie die jaarlijks op de been komt om zich kwaad te maken over een trein die vergeet te stoppen, een televisiezender die het reclameblok zeven seconden te laat afkapt of die paar twitteraars die niet zwijgen om acht uur - het stellige gevoel dat de werkelijke NSB’ers zich verschuilen in die pathologische obsessie met sociaal-ceremonieel vertoon is sterk aanwezig bij mij.
Ook het dwepen met leed vond ik altijd (en vind ik vaak nog steeds) ongemakkelijk, temeer omdat het “dit nooit weer” te pas en vooral te onpas op iedere schuine (rechtse) mop wordt geprojecteerd door mensen die zichzelf zo ontzettend dapper antifascistisch vinden, dat ze achter iedere boom een nazi zoeken om hun heldenmoed op los te laten. Het Nederlandse naoorlogse verzet heeft altijd iets potsierlijks gehad en dat wreef ook een beetje af op de joodse herdenkingscultuur. Zodra emotie pathetiek wordt en herinneringen tot sentimentalisme versmelten, maakt het heilige huisje zich wat mij betreft bereid om een portie scherts te ontvangen.
Dat vind ik al snel, geef ik toe. Wijt het deels maar aan een gelukkige jeugd, zonder groot leed en vrij van trauma’s, historisch of anderszins. Aan een gebrek aan historische kennis ligt het niet. Als jongetje verslond ik vele boeken, fictie en non-fictie, over de Tweede Wereldoorlog. Van mijn favoriete kinderboek Reis door de Nacht van Anne de Vries en de pocketserie Engelandvaarders tot het Dagboek van Anne Frank en de grote mappen met full color tijdschriften over de militaire strijd, waar een oom op geabonneerd was - ik las, herlas en las nog meer.
Als jonge tiener zei ik desalniettemin ooit over de joden: “Ze waren met zovelen, waarom lieten die mensen zich allemaal zo makkelijk afvoeren naar de slachtbank?”, hetgeen me op een opvallend felle reprimande van m’n moeder kwam te staan. “Nou heb je zo veel gelezen over de oorlog, maar het antwoord op die vraag is je ontgaan?”, beet ze me toe. Dat is me bijgebleven.
‘Hamas zijn mijn broeders’
Dat brengt me bij de tweede gedachte die me een diep gevoel van droefheid, ergernis en woede gaf rond de opening van het Holocaustmuseum. Ja, ik ben zo vrij en veilig opgevoed dat ik me ooit hardop en tamelijk naïef af kon vragen waarom de joden niet gewoon terugvochten tegen de moffen. En ja, ik baad ook in de weelde die het vrije woord me biedt, waarmee ik naar hartelust door anderen heilig verklaarde evenementen en momenten kan tarten en beschimpen.
Maar ik ben óók opgevoed om het verschil te snappen tussen de grap van een ‘wat zijn jullie stil’-tweet op 4 mei om acht uur en de afgrijselijke, zelfs dreigende aanblik van honderden verhitte sujetten die letterlijk “kankerjoden” en “Hamas zijn mijn broeders” staan te krijsen naar een van de laatste overlevenden van de Holocaust en hun familieleden. Duidelijk hoorbaar in deze video, maar zie ook andere, vergelijkbare beelden in de timeline van fotograaf Bob van Keulen. Ook zonder die ongehinderd gescandeerde retoriek zorgde de aanblik van een enorme politiemacht bij de opening van het Holocaustmuseum al voor een holle droefheid. Een museum, dat de herinnering levend moet houden aan dat wat er op dat moment voor de deur gebeurde, niet nog eens herhaald wordt.
Video: Bob van Keulen
Zogenaamd vanwege de aanwezigheid van Isaac Herzog, president van een land dat zo gruwelijk werd aangevallen door terroristen van een ideologie die de vernietiging van de joodse staat bepleit, maar zich niet kan verdedigen zonder wereldwijd geconfronteerd te worden met de meest groteske verwijten over ‘apartheid’ en ‘genocide’ en eisen voor een staakt-het-vuren dat op 6 oktober bestond, voordat Hamas besloot om dat bestand op de meest gruwelijke manier op te zeggen.
Bleef het bij die pak ‘m beet duizend dolende zielen die hun zogenaamde ‘antizionisme’ aan de deur stonden te verkopen, dan was het sneu geweest maar niet veel meer dan dat. Dat ze zo dichtbij mochten komen, echter, maakte het al lelijker. Nog veel pijnlijker is dat de PvdA twee dagen eerder een statement tegen Herzog had uitgevaardigd, waarmee de opening van het museum werd gebrandmerkt als een politieke bijeenkomst over Israël, in plaats van de markering van de herinnering aan een historische misdaad tegen het joodse volk.
Geen woord over de vrijlating van gijzelaars of het recht op zelfverdediging van Israël, wel een hoge toon over hoe vreselijk de gevolgen voor Gaza zijn. Deze verklaring was een katalysator voor het zondagsprotest en het is onbestaanbaar dat de partij zich niet bewust is van de vele van jodenhaat vergeven demonstraties die sinds de pogrom van Hamas in talloze Westerse landen zijn gehouden. De PvdA weet ook wat voor soort mensen daar op af komen, wat die mensen roepen en - dus - wat die mensen vinden. Willens en wetens heeft de fusiepartij van Frans Timmermans zich daaraan geketend en natuurlijk liep ook deze demonstratie uit op een zorgwekkend antisemitische manifestatie, met laakbare handhaving - getuige de beelden van de boze baard op het politiebusje. (Moet de obligate ‘dat ging tijdens corona wel anders’ hier nog bij?)
De een z’n spagaat is de ander z’n droevige deemoedigheid
Het is heel erg als vleugjes hoop van teleurgestelde PvdA’ers moeten komen, maar here we are: gelukkig lieten veel partijleden en -sympathisanten zich niet onbetuigd over de verklaring. Voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel zegde na bijna een halve eeuw zijn lidmaatschap op, Frits Barend sprak over “een schande” bij de NPO, oud-Kamerlid Jacques Monasch was woedend en wie op de quote tweets-knop klikt bij de gewraakte verklaring die Kati Piri op Twitter zette, ziet ook bij de overige reacties vooral heel veel chagrijn en teleurstelling. Velen zoeken een verklaring in de fusie met GroenLinks, dat van oudsher gevuld is met radicale figuren en nu de voorheen veel gematigder PvdA dieper meetrekt naar linksonder.
De spagaat van de sociaaldemocraten klonk ook door bij Frans Timmermans. Die reageerde bij L1: “Op het moment dat president Herzog naar Nederland komt, is het logisch dat de actuele situatie in Gaza onderwerp wordt van de maatschappelijke discussie. Het zou jammer zijn als dat afleidt van het belang van het museum. Maar de politisering gebeurt op het moment dat president Herzog naar Nederland komt."
Is dat zo, Frans? Als de Holocaust gepolitiseerd wordt omdat een joodse man als hoogste vertegenwoordiger van de staat Israël aanwezig is bij de opening van een historische expositie, dan zouden de excuses voor het slavernijverleden dat ook moeten zijn geweest toen Willem-Alexander die als hoogste vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden uitsprak tijdens Keti Koti in 2023.
Het was vooral een gelegenheidsargument voor Timmermans. De man die al jarenlang donderpreken tegen het vermeende extreemrechtse gevaar hield, alle speldjes van de Dit Nooit Meer-toespraken verzamelde en iedere denkbare historische vergelijking op zijn bingokaart heeft aangekruisd, zegt nu net zo makkelijk: ‘Sja, kort rokje, Israël’, wanneer een museumopening door antisemitisme wordt aangerand.
In hetzelfde gesprek met L1 zei Timmermans ook: “Ik wil er alles aan doen om te voorkomen dat Wilders aan de knoppen van de macht komt in dit land" en dat mag, als leider van een linkse partij, maar het ziet er voor mij wel heel erg uit als iemand die pertinent zijn ogen op de verkeerde bal houdt - bijzonder exemplarisch voor links in deze eeuw.
Voormalig PvdA-leider Lodewijk Asscher, die bij de openingsceremonie aanwezig was, twitterde op zijn beurt met enige droevige deemoedigheid: “Sommigen stoorden zich aan het geluid van de demonstraties, mij vervult het met dankbaarheid in een vrije democratie te leven.” Dat kwam hem op veel snijdende kritiek te staan, onder meer van oud-minister Uri Rosenthal (“Zelfs bij plechtige opening geen rust gegund aan de paar overlevenden”) en voormalig Kamervoorzitter Frans Weisglas (“Respect ontbrak tijdens de plechtige en symbolische openingshandeling”), beiden overigens VVD’er. Zelf hoop ik in een vrije democratie op een ongenadige afstraffing voor eenieder die het antisemitisme een andere wang toekeert.
Echter, het vertrouwen in die democratie wankelt, juist vanwege dit soort demonstraties en vooral de lankmoedige omgang daarmee.
Het is in Nederland helemaal niet lastig om dagenlang (f)ophef te veroorzaken door één prinsenvlag mee te zeulen naar een FvD-demonstratie van drie dwazen en een paardenkop. Dan ratelen de drukpersen dagenlang over de vermeende opkomst van extreemrechts en zit de halve Tweede Kamer zich de vingers blauw te X’en over hoe we altijd alert moeten blijven en dit niet tolereren en het fascisme altijd op de loer ligt.
Maar als live op de NOS te horen is hoe mensen “kankerjoden” staan te schreeuwen naar deelnemers aan de opening van een Holocaustmuseum, vóel je de krampachtigheid waarmee die vorm van extremisme moet worden ontkend.
Dat ze zo dichtbij de officiële opening mochten komen, moet suggereren dat het een legitiem protest was. Het tamme politie-optreden moet bijdragen aan het gevoel dat er heus geen dreiging vanuit gaat. En het opvallende zwijgen van de grote media impliceert stille instemming en onderschrijving van de opvattingen. Op X trachten wat amechtige enkelingen heel krampachtig om het frame richting islamofobie te trekken.
Dat het hele gebeuren vooral een vernederende en bedreigende situatie was voor aanwezige joden, is kennelijk van ondergeschikt belang.
We zijn naïef. Tevens: konden we maar naïef zijn
Wat me vooral enorm verontrust, is dat de aanblik van dit oplaaiende antisemitisme niet leidt tot scherpe veroordelingen en een harde aanpak - integendeel.
Er is een agressief en arrogant soort domheid in de samenleving geslopen, dat met steeds kortere tussenpozen aanleidingen zoekt en vindt om uit te kunnen barsten en het zou niet alleen alle naïviteit in Nederland moeten uitdoven, het zou ook voor al die kleine korporaaltjes van het naoorlogs verzet een rechtstreekse aanleiding moeten zijn om hun strategie te wijzigen, en de vuurlijn van hun verontwaardiging eindelijk eens te verleggen in de richting van de werkelijke dreigingen voor democratie en rechtsstaat.
Maar zolang de voormalige voorzitter van DWARS, de jeugdstorm van GroenLinks, nog zonder acuut royement kan beweren dat de charter van Hamas vol goede ideeën staat, heeft openlijk antisemitisme (om nog maar te zwijgen over de pijnlijke stupiditeit) op links nog lang niet de status van een prinsenvlag op rechts. Ik begrijp echt niet waarom het ene zo vreselijk overdreven kan worden met dezelfde energie waarmee het andere wordt ontkend, genegeerd of weggewuifd.
Toen Theo van Gogh werd vermoord, ging toenmalig burgemeester Job Cohen onmiddellijk theedrinken met de islamitische gemeenschap - altijd de grootste slachtoffers. Toen de opening van het Holocaustmuseum werd verstoord door een meute waarvan sommigen het geweld niet zouden schuwen als er geen enorme politiemacht had gestaan, blijft het beeld bestaan dat de joden het ook wel een beetje over zichzelf afroepen. Misschien was het inderdaad wel de slechtste dag voor Amsterdam sinds de moord op Van Gogh.
Ik zou willen dat we terug konden naar de tijd waarin je om 20u01 op het naïeve af op Twitter kan vragen of er iemand dood is, of zo.
Kleine correctie: in de per mail verzonden versie staat dat Ron Eisenmann zijn lidmaatschap van de PvdA opzegde, daar moest Ronny Naftaniel staan.
Kernachtige vergelijking: kort rokje van Israel om de hypochrisie te benoemen. Wat mij het meest stoort is dat bestuurders het goede moeten kunnen doen, in dit geval een waardige opening. Maar nee mensen hebben recht op protest. Laat ze dat in belang van de waardigheid drie kilometer verderop doen, maar dan zeggen technocraten dat kan niet. Door die technocratische instelling is de ziel uit onze samenleving verwijderd, we moeten bij van alles knarsetandend toezien dat niet het goede gebeurt.
Prachtig weer Bart. Dank je.