Had de wijnproeverij al een religieuze afdronk, veel zwaarder ligt de volgende stop op de dagtocht door de West Bank op de maag: vanaf de Zegenberg staren we in feite omlaag naar heilig maar ook vijandig gebied, en verboden voor Joden bovendien. Gelukkig breken we daarna ook nog het brood. Nu het nog kan, voordat de BDS-beweging er lucht van krijgt. Dit is deel twee van een drieluik over de West Bank.
(Hier vindt u deel één)
Nablus, vijftig kilometer ten noorden van Jeruzalem, is gesitueerd tussen twee bergen: Gerizim (zegen) en Ebal (vloek). Kuti Ben David, mijn gids, gebruikt ze als referentiepunt in zijn eigen leven. Hij beschrijft hoop in het leven als een keuze tussen vloek en zegen, een zelfstandig afweging die je iedere dag opnieuw moet maken. “Blijf je liggen op dagen dat alles je te zwaar is, de vloek, of sta je toch op om opnieuw iets van je nieuwe dag van te maken, de zegen?”
We bekijken Nablus vanaf een uitzichtpunt op Gerizim. De stad met een kleine 160.000 inwoners heeft een geschiedenis die teruggaat tot de Romeinse tijd, gesticht als Flavia Neapolis - de Nieuwe Stad van Flavius (Titus Flavius Vespasiunus), naast de bijbelse stad Shechem. Onder de kruisvaarders in de elfde eeuw heeft het eventjes Napels geheten. De twee steden zijn in elkaar opgegaan. Onder welke naam is uiteraard afhankelijk van wie je het vraagt.
Vandaag is de Palestijnse stad een commercieel kruispunt in de Arabische A-gebieden onder de Oslo-akkoorden. In Nablus bevindt zich de Palestijnse aandelenbeurs (PEX) en de stad is bekend om z’n zeepproductie. In 1948, tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog, werd de stad bezet door Jordanië en bood het onderdak aan duizenden vluchtelingen. Tot op de dag van vandaag bestaan er drie vluchtelingenkampen binnen de stadsgrenzen, waar ongeveer een vijfde van de inwoners van Nablus woont.
Hoewel het in wezen gewoon armoedige en dichtbevolkte stadswijken zijn, worden baby’s er geboren met een vluchtelingenstatus. In alle drie de kampen - Askar, Balata en Ein Beit al-Ma’ - is de omstreden VN-organisatie UNRWA present en actief, terwijl de vluchtelingenwijken sinds de Eerste Intifada in de jaren ’80/’90 ook bekend staan als broeinesten van radicalisering en terreur. Niet alleen tegen Israël: in 2007 heeft de Palestijnse Autoriteit gevechten geleverd in Balata om de Al Aqsa Martelaren Brigade uit het kamp te verjagen.
Tijdens de Tweede Intifada (2000-2005) verwierf Nablus de twijfelachtige status als leverancier van de meeste zelfmoordterroristen van alle Palestijnse steden. De stad plus Balata en Askar golden als het kenniscentrum voor de productie van raketten. “Zie je het verschil tussen de kampen en de rest van de stad?”, vraagt Kuti. “Het meeste ziet er vrij normaal ontwikkeld uit. Ruim opgezet, goede wegen. Maar ook deze mensen doen helemaal niets om het leven van de vluchtelingen in hun eigen midden te verbeteren.”

De vluchtelingen staan in zekere zin symbool voor het wachten op een terugkeer naar de plek van waarvandaan ze ooit gevlucht zijn, en worden in die rol gekoesterd. Ik moet denken aan de slachtofferrol, een positie die zowel in de islam (wanneer die ondergeschikt is aan dominantere culturen) als in het postmodernisme een lucratieve functie heeft. “Ze willen niet vooruit, ze willen terug, maar dat kan niet”, zucht Kuti. Het is rond vijf uur. Tientallen moskeeën beginnen tegelijkertijd aan de azaan voor het middaggebed.
Mijn gids, historicus van het land en de geschiedenis van Israël, noemt de stad bij de Hebreeuwse naam: Shechem. Hij wijst op heilige plekken in de stad, die nu niet toegankelijk zijn. Aan beide zijden van de vallei bewaken IDF-militairen de in- en uitgang van Palestijnse enclave. Israëlische staatsburgers mogen er niet in. Wel wordt er eens in de zoveel tijd een door het leger begeleidde bedevaart met bussen georganiseerd, vertelt Kuti, zodat Joden en Christenen de stad kunnen bezoeken.


In Shechem is het land namelijk aan Abraham beloofd door God: “Zo verscheen de Heere aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den Heere, die hem verschenen was” (Genesis 12:7). Tevens zou Jozef er begraven liggen en voor Christenen is het van belang dat Jezus in Shechem een Samaritaanse vrouw ontmoet heeft en uit de Jakobsbron gedronken zou hebben. En voor de volledigheid: Samaritanen beschouwen Gerizim als hun enige heilige berg (dus niet die in Jeruzalem), waar ze jaarlijks met Pesach nog een lam slachten.
Om bij het uitzichtpunt te komen waar wij staan, moet je door Kiryat Luza - het enige Samaritanendorp op de West Bank en thuis voor ongeveer de helft van alle Samaritanen wereldwijd. De andere helft woont in Holon, Israël. De totale populatie is minder dan duizend mensen - tegenwoordig rekenen ze op barmhartigheid van anderen om niet in hun bestaan bedreigd te worden.
Orthodoxe hangjongeren op de heuvel
Naast het uitkijkpunt op Gerizim staat een soort containerwoning met een veranda die uitkijkt over de Palestijnse stad beneden in de vallei. Orthodoxe jongeren zitten onderuitgezakt in stoelen, ogenschijnlijk verveeld. Dit is de Hilltop Youth, radicale kolonisten die zichzelf beschouwen als herstellers van de bijbelse rechten op het Land van Israël. Hun container is illegaal, ook onder Israëlisch recht. Het zijn bijzonder a-typische hangjongeren: wanneer wij ons klaarmaken voor vertrek, beginnen de orthodoxen aan de voorbereiding op hun gebed.
Kuti laat subtiel blijken dat het niet zijn beste vrienden zijn. Hij is zelf ook een bewoner van de West Bank maar hij woont niet in een orthodoxe gemeenschap en in tegenstelling tot de Charediem diende hij wel in het leger, tijdens de Eerste Intifada. “Hun aantallen groeien. Ze worden demografisch een steeds grotere groep, met steeds meer politieke invloed. Ze willen meer land, maar dienen niet in het leger. Ze denken dat bidden genoeg is.”
Het is niet echt een sneer, er zit een soort gelatenheid in zijn constatering, net als in zijn eerdere opmerking over de eeuwige Palestijnse vluchtelingen. De impasse als status quo.
In de gepantserde bus op weg naar onze laatste bestemming, industriezone Barkan, legt Kuti uit dat de Arabieren (hij spreekt consequent over Arabieren, niet over Palestijnen) grosso modo van noord naar zuid bouwen en de Joden van oost naar west. Er is een strategie om de nederzettingen met elkaar te verbinden: een lang lint van de Jordaanvallei naar de Middellandse Zeekust.
“Waar jij bouwt, kan de ander niet bouwen. Die Hilltop Youth bouwt illegaal, maar wel strategisch. Soms lukt het om twee nederzettingen met elkaar te verbinden en dan heb je dus grond gewonnen.” De status quo als levend spelletje.
Zelf lijkt hij enige afstand te houden tot deze strategie. Politiek blijft het voorlopig “altijd optie B”, zegt hij met een flauw grapje: “Bibi, of Naftali Bennett.” Rechts, of nog rechtser. Over zijn eigen leven vertelt hij dat hij weliswaar altijd zijn pistool bij zich draagt, maar dat hij zo normaal mogelijk wil leven. “Mijn vrouw en ik stonden ooit voor de keus om de West Bank te verlaten, of te blijven. We kozen voor dat laatste maar we spraken wel af dat we de kinderen naar pianoles en op voetbal zouden doen. We wilden ze niet opvoeden als gewapende gekken. Normaal leven, willen we. Zo normaal als het kan.”
De orthodoxe bakker van Barkan
In Barkan, slechts 25 kilometer oostelijk van Tel Aviv en pal naast de door #BOOS beroemd gemaakte orthodoxe nederzetting Revava, wordt ook een vorm van normaliteit nagestreefd. Langs economische lijnen, in dit geval. “Hier wordt al tientallen jaren succesvol samengewerkt met de Arabieren”, vertelt Kuti, ditmaal met merkbaar meer enthousiasme. “In de afgelopen dertig jaar zijn er maar een paar kleine incidenten geweest, zelfs tijdens de Tweede Intifada. We doen enorm ons best om deze economie in stand te houden, want het is echt een succesverhaal.”
Op het industrieterrein zijn ruim honderd Israëlische bedrijven in diverse sectoren van textiel en voedsel tot metaalbewerking gevestigd, die werk bieden aan Palestijnen uit de West Bank. Ze vervullen ongeveer de helft van de twintigduizend arbeidsplaatsen en verdienen daarvoor, in lijn met de Israëlische wet, in principe net zo veel als Israëlische werknemers en daarmee al snel drie keer zo veel als in de Palestijnse economie. Ze hebben bovendien dezelfde rechten op vakantiedagen, verlof en overige arbeidsvoorwaarden als Israëlisch personeel. Maar: in principe dus, de duale praktijk is wel eens weerbarstig.
Opgericht in 1982 viert het industriegebied enerzijds de economische samenwerking met en voorspoed voor de Palestijnen. Anderzijds heeft het ook een uitgesproken ontwikkelingsfunctie om meer Israëlische migratie naar het bezette c.q. betwiste gebied te bewerkstelligen. Het is dus, zoals alles hier, wederom een verhaal met meerdere lagen. Als u wat meer plussen en minnen, positieve stemmen of negatieve geluiden wilt lezen: de Wikipedia van Barkan Industrial Park geeft een aardig overzichtje van het zoet en het zuur (in subjectieve smaken die voor ieder verschillen).
Als anekdote voor Barkan bezoeken we zelf een broodfabriek. Het bezoek is ongepland: we zouden een andere stop maken die op het laatste moment niet doorging. Kuti heeft in de bus tussen Nablus en Barkan snel een alternatief geregeld en dat werd de bakkerij van Reuven, een orthodoxe Jood van 33 die een maand eerder vader is geworden van zijn achtste kind. Hij spreekt geen woord Engels en ontving nooit eerder een buitenlandse journalist. Ook Kuti maakt voor het eerst kennis met hem (en dat is waarom de achternaam van de bakker ontbreekt).
Ik hecht eraan om dit erbij te vermelden, om verwijten over een propagandatour voor te zijn. Hoewel de rondrit over de West Bank door de Shomron Council is aangeboden, heb ik geen moment het gevoel gehad bespeeld te worden. Er werden zaken voorgesteld zoals ze zijn, de dubbele ladingen en werkelijkheden kwamen daarin vanzelf bovendrijven.
Behalve het lullige landkaartje dat ik van Yossi Dagan kreeg, heb ik geen cadeaus, vergoedingen of harde shekels ontvangen. De gehele reis is uit eigen zak betaald en op eigen titel georganiseerd via contacten uit mijn netwerk.
Mocht u dit onafhankelijke werk waarderen, of missen in andere media, dan ben ik uiteraard geholpen met uw eenmalige donatie of een betaald lidmaatschap op deze nieuwsbrief. En ja, daarmee probeer ik mezelf en mijn missie inderdaad wel bij u aan de man te brengen.
De bakkersfabriek van Barkan heeft zeventig Palestijnen in dienst, negentig procent van zijn personeel. De overige tien procent bestaat uit vrouwen uit Oekraïne die de bakken voor de ingrediënten, de kuipen voor het deeg, de ovens en de koelkasten schoon houden. Want, zegt Reuven: “Arabieren zijn harde werkers maar je moet ze niet laten schoonmaken.”
Overigens spaart zijn sarcasme de joodse medemens ook niet. Op de vraag waarom er geen Israëli’s werken, antwoordt hij met een lachje: “Als ik een Jood aanneem, komt hij pas over zes maanden voor het eerst opdagen op zijn werk, en dan wil hij bovendien meteen partner worden!”
Reuven is eigenlijk makelaar, die tijdens corona de in het slop geraakte fabriek overnam en omturnde tot een bakkerij die behalve aan supermarkten ook bijzondere broodsoorten levert aan hotels en restaurants. Voor die niche worden tientallen soorten brood in allerlei vormen, maten en smaken geproduceerd. Gist uit België, zuurdesem uit Italië en suiker uit Duitsland maken onderdeel uit van de ingrediënten.
‘De wapens zijn tégen de Arabieren’
Behalve om hun harde werk roemt Reuven zijn Palestijnse personeel ook om hun vermogen om familieleden aan te brengen. “Zo kom ik makkelijk aan goed personeel. Ze willen graag want ze verdienen nergens zo veel als hier.” Economische voorspoed brengt dus letterlijk brood op de plank. En ongetwijfeld kun je beter met pistoletjes bezig zijn dan met pistolen.
“Maar hoe vrij zijn deze Arabieren?”, riposteert een Nederlander uit diplomatieke kringen aan wie ik enkele dagen later in Tel Aviv dit verhaal vertel, niet ten onrechte met enige sarcasme. Binnen de broodfabriek spreek ik met een paar Palestijnen, maar wel binnen het afgebakende Israëlische narratief. Een voorgenomen bezoek aan Ramallah kon helaas geen doorgang vinden, dus wat dat betreft is er nog een andere kant van dichtbij te bezien en te beluisteren.
De Palestijnen die voor Reuven werken, houden zich bovendien op de vlakte. Waar de ene uit zichzelf een vriendelijke open hand uitsteekt tijdens een rondleiding door de bakkerij, kijkt de volgende wat mies en achterdochtig. “Sommigen veroordelen Hamas openlijk”, vertelt Reuven. Menen ze dat, denkt hij? “Geen idee. Anderen zwijgen erover. Ze willen vooral hun baan niet kwijt. In de fabriek is structuur, rust en een stabiel inkomen.” Het lijkt hem weinig te interesseren wat ze werkelijk denken.
Een Palestijnse vloermanager beaamt de rust. “We houden elkaar in de gaten hier. We moeten het samen doen, en als we de kalmte bewaren blijft het voor iedereen fijn werken.” Reuven maakt de voorzichtige woorden van zijn ondergeschikte iets letterlijker: “Als er een onderlinge vechtpartij is tussen twee werknemers, ontsla ik ze allebei. Ongeacht wie er begonnen is.” Arabieren mogen dan wettelijk hetzelfde verdienen als Israëliërs, er is wel degelijk een hiërarchie. Voorspoed en vrijheid zijn twee verschillende grootheden.
Heeft 7 oktober de situatie veranderd? “Natuurlijk. Palestijnen mogen van de IDF bijvoorbeeld niet meer bij de fabriek parkeren, ze moeten hun auto aan de rand van het industrieterrein achterlaten.” We passeerden bij aankomst vanuit het oosten inderdaad een braakliggend stuk grond met honderden auto’s dat opvallend ongeschikt leek als parkeerterrein. Met pendelbusjes worden de werknemers heen en weer gereden. Reuven beklaagt zich over de bijkomende kosten.
Als we naar buiten lopen, buiten gehoorafstand van het personeel, laat Reuven nog wat ergernis over zijn eigen regering de vrije loop. Sinds 7 oktober is het verplicht om per tien man Palestijns personeel een gewapende Israëlische beveiliger aan te stellen. Op die manier verdeelt de IDF verantwoordelijkheid voor de veiligheid maar uiteraard brengt het kosten met zich mee voor de orthodoxe bakker, die zelf overigens nooit een wapen draagt.
Kunnen de vloermanagers die taak niet op zich nemen, vraag ik me hardop af. Kuti kijkt me verbaasd aan. “De wapens zijn juist tégen de Arabieren.” Wat een vreemde wereld toch, waarin mensen die elkaar naar het leven staan toch op deze manier samenwerken. Het is net als in de hoge middeleeuwen met de kruisridders: terwijl de religieuze oorlogen gevoerd werden, bleven de kamelenroutes voor de handel open.
Hoe BDS-activisme de Arabieren benadeelt
Na een kop koffie en met de armen vol zakken brood getast, nemen we afscheid. Op terugweg richting Tel Aviv moet Kuti nog wat van het hart. “Barkan is een economisch succesverhaal, ondanks alle verschillen en moeilijkheden. Maar weet je wat cynisch is? De BDS-beweging probeert dit soort initiatieven te slopen.”
BDS staat voor Boycott, Divestment and Sanctions en roept op tot precies die drie zaken tegen Israëlische bedrijven die buiten de Groene Lijn in bezet gebied opereren. Kuti brengt het verhaal van SodaStream in herinnering. Het bedrijf dat systemen maakt om kraanwater thuis in bruiswater om te zetten, was met zijn grootste productiefaciliteit gevestigd in Ma’ale Adumim, ten oosten van Jeruzalem op de West Bank. Begin vorig decennium werden ze doelwit van een jarenlange internationale BDS-campagne.
Uiteindelijk verhuisde de fabriek in 2015 naar het zuiden van Israël, naar Lehavim in de Negev. Dat kostte vijfhonderd Palestijnen hun baan. “Al die Arabieren raakten hun Israëlische salarissen kwijt. Er is hier een ingewikkelde balans tussen mensen, politiek en economie maar zulke activisten willen alleen maar gelijk krijgen. En daarvoor maken ze dus net zo goed Arabische levens kapot”, moppert Kuti.
BDS raakte in het verleden ook Barkan. Onder andere de grootste wijnmaker van Israël, het ruim 125 jaar geleden (onder een andere naam) opgerichte Barkan Wine Cellars, dat 12 à 14 miljoen flessen per jaar produceert, verhuisde in 2008 na twintig jaar en ondanks de naamswijziging weg van de plaats waar het huidige bedrijf naar vernoemd is. Terug binnen de Groene Lijn, waar Palestijnen uit de West Bank nauwelijks kunnen werken.
Kuti stapt uit vlak voordat we op Route 5 het checkpoint bereiken waarlangs je de West Bank verlaat (en slechts de tweede gedurende de hele rit). Het was een lange maar bijzonder leerzame eerste dag in het land. Chauffeur Avi, een tanige en zwijgzame oudere man, zet me kort na zonsondergang terug af voor mijn hotel. Van een fooi voor zijn bewezen diensten wil hij niets weten. Hij legt even zijn hand op mijn arm en zegt: “Welcome to Israël.”
Tot slot, in het nog te volgen slot
Een tweede bezoek aan de West Bank stond eigenlijk helemaal niet gepland maar na een podcast waarin Tim Hofman de draak stak met critici van het verhaal van #BOOS en Investico over de containerwoningen in de orthodoxe nederzetting Revava, besloot ik mijn schema om te gooien. Want wat klopt er nou écht van dat verhaal? Daarover nog eenmaal een definitieve duiding, in het slot van dit drieluik.
Mocht u dit onafhankelijke werk waarderen, of missen in andere media, dan ben ik uiteraard bijzonder geholpen met uw eenmalige donatie of een betaald lidmaatschap op deze nieuwsbrief.
De gewapende wijnboer van de West Bank
Waar de berichtgeving sinds 7 oktober 2023 vooral over Gaza gaat, is de West Bank politiek en geografisch eigenlijk veel interessanter. En toegankelijker, dus ik ging er heen in een poging meer te leren over de verhoudingen tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Want wat weet ik nou eigenlijk helemaal? Deel één van een drieluik over de West Bank.
Deel één van dit drieluik is op vrijdag 13 juni gepubliceerd. Deel drie is gepland voor vrijdag 20 juni. Schrijf je in voor deze nieuwsbrief om automagisch op de hoogte gebracht te worden van de volgende aflevering.
Mooie stukken, evenwichtige verslaggeving. Wat een eigenaardig idee dat het klimaat in Nederland anders was geweest als de media op deze manier over Israel hadden gereporteerd.
Het leven aldaar heeft overeenkomsten met de zee...soms kalm en dan wat deining...een heuse storm...het vereist een zekere zeemansschap .
Met deze verhalen worden we een beetje bijgespijkerd met wat er gaande is in een zeer complex gebied. Dank.