De Canadese journalist Malcolm Gladwell deed onlangs in een podcast een publieke bekentenis die bijzonder tekenend is voor de gezagscrisis van de gehele mainstream media. Gladwell, een bekende auteur die miljoenen boeken verkocht en een grote naam is binnen de Amerikaanse media als redacteur voor onder andere The New Yorker, biechtte in een podcast op dat hij in 2022 tijdens een paneldiscussie een standpunt innam dat hem door angst was ingegeven: hij verdedigde destijds het recht van transmannen om deel te nemen aan sportcompetities voor vrouwen. “I was cowed”, zegt hij nu. Onder sociale druk bang gemaakt om het wenselijke (linkse) antwoord te geven: mannen moeten toegang hebben tot vrouwensport. Deze anekdote is exemplarisch voor een gezagscrisis in de media.
Er zit een ruimhartigheid in zowel de erkenning dat hij een oneigenlijk standpunt innam als in de bekentenis dat hij dit uit angst voor de reactie van anderen deed. Toch wringt er iets, op een manier die meer dan anekdotisch is voor niet alleen Gladwell als mens maar voor de bredere professionele pers als geheel: een opportunistische mentaliteit heeft geleid tot een groeiende onbetrouwbaarheid van de mainstream media, waar mensen in toenemende aantallen doorheen prikken.
(Enkel het bewuste fragment ging viraal maar de hele podcast - over sport, niet over trans - is hier te vinden.)
Gladwell, een epitoom van de (links-) progressieve pers, voegde aan zijn bekentenis toe dat hij “objectief was op een oneerlijke manier” (letterlijk: “I was objective in a dishonest way”). Bedoelt hij dat hij zelf nog steeds ‘objectief’ vindt dat mannen met de meisjes moeten kunnen sporten maar dat hij op een ‘oneerlijke’ manier (dus onder sociale druk van derden) tot dat standpunt werd gedreven? Had hij volgens zichzelf nog steeds gelijk over transmannen in vrouwensport, enkel en alleen om de verkeerde redenen?
Een artikel van zijn hand in The New Yorker uit 2016 lijkt het laatste te bevestigen: Gladwell deelde het stuk zelf, ter onderbouwing van zijn kritiek op de deelname van biologische mannen aan vrouwensporten, maar in dat artikel bevestigt hij eveneens zijn bereidheid om een biologische man (met testikels en mannelijke hoeveelheden testosteron) als vrouw te beschouwen wanneer zij zich medisch en cosmetisch als zodanig identificeren. Reeds in 2016 dus, voordat deze discussie groot en verhit werd (en voordat het met hele sterke sociale druk gepaard ging). Hier de relevante passage:

Is zijn bekentenis van negen jaar later daarmee eigenlijk wel een bekentenis, laat staan een rectificatie? Immers: die sociale druk om bepaalde meningen te koesteren of posities in te nemen, bestond en bestaat nog steeds op talloze onderwerpen en is voor iedere mediaconsument met een scherp oog ook zeer zichtbaar. Was hij - als belangrijke stem in de media - niet domweg medeschuldig aan de opbouw van (oneigenlijke) druk op de publieke opinie?
In dit geval binnen het transdebat, maar het werd een breed en niet tot Amerika beperkt fenomeen in het afgelopen decennium. Ook in Nederland zijn voldoende breed bekende voorbeelden voorhanden waarin de media een mennende rol op geaccepteerde en vooral onwenselijke meningen uitoefen(d)en.
Pandemie, Zwarte Piet en Palestijnen
Tijdens corona, bijvoorbeeld, moesten we vertrouwen op mondkapjes, razendsnel ontwikkelde vaccins en de mening van dagelijkse talkshow-virologen die steeds dieper door hun acute roem bedwelmd leken te raken, en liepen vrijwel alle media klakkeloos mee met de opgelegde maatregelen terwijl daartegenover ieder dissident geluid onmiddellijk en met opvallende kracht (of zelfs verbetenheid) verdacht werd gemaakt. Media bogen in meerderheid voor deze sociale druk.
Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok sprak de fameuze woorden dat ‘als de angst zo groot is we moeten proberen met één mond te praten’ en dat we ‘als land één lijn moeten trekken’ en dat we ‘die lijn moeten steunen’. En dat we vooral niet aan het RIVM moesten twijfelen. De beelden zijn uiteraard bewaard:
Na de gewelddadige en uiteraard onnodige, vermijdbare dood van George Floyd werd “Black Lives Matter” een kreet die wereldwijd de mond moest snoeren van mensen die schermden met feiten en statistieken om het vermeende politiegeweld tegen zwarten in een ontnuchterende context te zetten - om over het nooit in een rechtbank bewezen, vermeende racistische motief van politieagent Derk Chauvin nog te zwijgen. De (westerse) wereld moest en zou knielen voor het eigen besef van institutioneel racisme en ook hierin volgden de mainstream media dat valse motief van westerse zelfverloochening en zondig zelfverwijt. Niet zelden speelden ze er een leidende rol in, niet in de laatste plaats door de absurde projectie van racisme op de culturele figuur van Zwarte Piet.
In Nederland werden opruiers, ordeverstoorders en geweldsopruiers achter die anti-Zwarte Piet-beweging als Jerry Affriyie en de vermeende woordkunstenaar Akwasi bijvoorbeeld herhaaldelijk en tamelijk opzichtig ontzien wanneer ze over een schreef gingen, op een manier waarover bij anderen een veel harder oordeel geveld zou worden. Akwasi riep op tot fysiek geweld tijdens een demo op de Dam met tienduizend mensen. Later stal hij laptops van twee EO-journalisten omdat het interview hem niet beviel.
Media lieten zich daardoor intimideren, niet in de laatste plaats vanwege een primair aan zichzelf opgelegde vrees om voor racist uitgemaakt te worden. Dat verwijt projecteerden ze vervolgens ook jegens anderen, van de Blokkeerfriezen (al voor BLM) of richting Volendammers en Staphorsters die weigerden een knieval te maken voor Amsterdamse ideologen die Sinterklaas-intochten in hun gemeenschappen kwamen verstoren. Dát waren de zogenaamde racisten.
Sinds 7 oktober 2023 is het “antiracisme” van de BLM-beweging moeiteloos, achteloos bijna, ingewisseld voor het “antizionisme” van de pro-Palestijnse moraal, die wederom breed in de media wordt gekoesterd.
Daarbij is al heel vroeg (“Israël bombardeert ziekenhuis, 500 doden”, begin november 2023) een patroon van desinformatie en propaganda ingezet (ten overvloede: Israël bombardeerde dat ziekenhuis nooit), dat van het witwassen van Hamas en Palestijnse “journalisten” tot de door ngo’s gefabriceerde aantijgingen over een genocide geen ondergrens lijkt te kennen.
Haast geen enkele ontkrachting van valse berichtgeving lijkt echter door het ivoren pantser van de media te kunnen breken, zo zagen we recent nog toen het IAGS, een genootschap van zogenaamde genocide-wetenschappers op aantoonbaar en voor iedereen navorsbare, oneigenlijke wijze tot de conclusie kwam dat Israël een genocide zou plegen in Gaza. Degenen die deze mening toch al waren toegedaan (want genocide is ook maar een mening tegenwoordig), zagen er (opnieuw) een bevestiging in dat deze genocide een feit is, wederom bekrachtigd middels de (mainstream) media.
De bevraging van de claim door het IAGS door niet-journalistieke nieuwsconsumenten werd echter verdacht gemaakt, omdat media zich niet laten controleren of corrigeren, hoe zeer ze ook zijn vastgeroest in hun eigen gewoontegebruiken. Zoals de gewoonte om instituten en organisaties met bekende namen en oude vertrouwde logo’s à priori geloofwaardiger en betrouwbaarder te achten dan (zelfs ter zake kundige, goed in de bronnen gedoken) individuele burgers.
Wederom is Volkskrantchef Pieter Klok hiervan het vleesgeworden voorbeeld, omdat hij begin september 2025 op televisie bij Eva Jinek heel stellig was in zijn positie: “Internationale hulporganisaties doen niet aan propaganda”.
Dat betekent vrij vertaald dat Klok niet in staat is de persberichten van Amnesty International of The Rights Forum op waarde te schatten als de reclamefolders en lobby-producten die het vaak zijn, in het beste geval ten dele maar niet zelden volledig - vooral als het over Israël gaat. Amnesty verzon nota bene een genocide.
Klok signaleert hier ook dat hij het vermoedelijk grotendeels eens is met de inhoud van deze gesubsidieerde politieke propaganda. Anders was hij immers wel kritischer geweest. Het eerlijke van Pieter Klok, die ondanks zijn achternaam regelmatig niet weet waar de klepel hangt, is dat hij onnozel genoeg is om dit (in de gehele progressieve pers breed levende) sentiment hardop uit te spreken. Hoewel: je kunt deze eerlijkheid ook als een vorm van schaamteloze gelijkhebberigheid uitleggen.
Andere media-instituten, zoals de NOS, trekken een hoge muur op zodra er een kritische burger komt reclameren over de berichtgeving. Maaike van Charante en José Hak schreven aan de hand van tientallen videoproducties van NOS, NTR en SchoolTV een lijvig rapport over structurele misleidingen, omissies van relevante feiten en historische vertekeningen in verslaggeving voor kinderen en jongeren over de oorlog in Gaza. In deze podcast bespraken we voorbeelden, het gehele rapport vindt u op deze website.
Hoe reageerde ‘De Koninklijke’ op dit rapport? In twee lullige alinea’s, met een sneertje dat de opstellers van het rapport het organogram van de NOS niet goed hadden gelezen en afgesloten met de wegwuivende woorden dat “fouten in de berichtgeving ruimhartig gecorrigeerd worden.” Een aperte leugen: zo er al gecorrigeerd wordt, moet de Journaalkijker actief zelf op zoek in een diep en donker weggestopt hoekje van de NOS-website, nauwelijks vindbaar in een footerlink helemaal onderaan de pagina van NOS.nl. In deze 'Herstelrubriek zijn de correcties altijd summier, waardoor ze lezen alsof ze met tegenzin zijn toegevoegd.
De rode draad die je hierin kunt ontwaren, is dat er sprake is van een arrogantie die om te beginnen zelfkritiek belemmert (en dus correcties van fouten in de weg staat), naar buiten toe geuit als een dedain voor zowel de (onwelgevallige) feiten als jegens de ‘gewone burgers’ die deze kwesties te berde brengen. In sommige dossiers (migratie, Israël, klimaat of culturele kwesties) lijken niet-journalisten soms vaker de ‘waarom?’ en ‘hoezo dan?’-vragen te stellen dan professionele journalisten. Een gegeven dat door die laatste groep met de neus in de lucht ontkend wordt maar waarmee ze desalniettemin het vertrouwen in hun werk, producties en reportages ondergraven.
Even terug naar Malcolm Gladwell, die beweerde dat hij ‘objectief was op een oneerlijke manier’. Deze journalist erkende in zekere zin dat hij fout zat. Toch suggereren zijn woorden ook dat hij nog altijd gelijk had. Zijn eerdere oneerlijkheid schrijft hij immers toe aan een externe factor: de angst voor een woedende meute trans-activisten - een relatief kleine maar vocale groep die tot de meest uit vitriool gegoten, lichtzinnig met geweld dreigende gemeenschappen van het gehele (online) activisme-spectrum behoort.
Onzuivere journalistiek begint met zelfbedrog
Gladwell neemt ondanks zijn bekentenis een loopje met een van de meest basale vertrekpunten van de journalistiek, namelijk de vraag wat de feiten zijn.
Immers: voordat je tot het standpunt kunt komen dat je mannen toe wilt laten tot vrouwensport, moet je eerst jezelf overtuigen dat biologische mannen in vrouwen kunnen veranderen. Daarna moet je de verschillen in fysieke kracht wegredeneren, piemels wegdenken en een manier vinden om de maatschappelijke positie van vrouwen zodanig te verheffen boven die van transmannen, dat je vrouwen kunt betichten van discriminatie wanneer ze geen geboren mannen op hun sintelbaan, in hun zwembad of op hun judomat willen toestaan (laat staan in hun kleedkamers).
Je moet, om in sportieve termen te blijven, een heleboel biologische en retorische horden nemen voordat je kunt claimen dat mannen die hun zaakje in een badpak proppen en roepen dat ze een meisje zijn, het recht moeten hebben om mee te doen aan de honderd meter vlinderslag bij de vrouwen.
Ideologisch kun je die positie best innemen maar het vereist wel de ontkenning van een heleboel feiten en daarmee dus een bepaalde (en in dit geval: niet geringe) mate van oneerlijkheid. Deze persoonlijke positie alleen wijten aan een sociale druk van buitenaf is een onvolledige voorstelling van zaken: Gladwell was, zoals zoveel anderen, domweg op voorhand al genegen om de ideologische lijn van het trans-activisme te volgen.
Douglas Murray reageerde in een column op de bekentenis van Malcolm Gladwell. Daarin schrijft hij: “If there is a punishment for telling the truth, then many people will tell lies. If telling lies is incentivized, then many people will tell lies.”
Want meer nog dan zijn eigen oneerlijkheid bekennen, gaf Gladwell toe dat hij onderdeel is van de groep die deze sociale druk mede heeft opgelegd aan anderen. Iemand die miljoenen boeken verkoopt, bij een groot publiek bekend is en een specifiek sociaal standpunt verkondigt, heeft uiteráárd invloed op de ruimte die er voor tegengeluiden kan bestaan. Dit is precies waarom Gladwell exemplarisch is voor zowel de mainstream media als instituut als voor het falen daarvan, op een mamier die heeft geleid tot een gezagscrisis (of toch op zijn minst: een geloofwaardigheidscrisis).
Nu het sociale tij keert en de transgekte op een keerpunt lijkt te zijn gekomen, verandert Gladwell plots van positie, zo merkte J.K. Rowling op. De schrijfster van de Harry Potter-boeken, die zelf nooit knielde voor de groepsdruk, intimidatie en bedreigingen van het trans-activisme maar stellig doch onderbouwd en argumenterend tegendruk bleef bieden, reageerde via X schamper op Gladwells bekentenis:
“He hasn't changed. He's merely sensed a shift in what it's acceptable to say and feels safe to align himself with the new consensus, excuses for his previous behaviour to the fore. He isn't an ally, he's a weathervane.”
Achteraf in het verzet, dus.
Mij deed de kleine episode met Gladwell terugdenken aan een Munk Debate in Toronto op 30 november 2022, waarin deze stelling over de geloofwaardigheid van de mainstream media centraal stond: “Be it resolved, don’t trust mainstream media”.
In dat debat nemen de Britse schrijver en journalist Douglas Murray en de voormalig correspondent, journalist en Substack-schrijver Matt Taibbi het als voorstanders van die stelling op tegen New York Times-columniste Michelle Goldberg en Malcolm Gladwell. Hieronder vindt u de volledige video van dat debat.
Murray en Taibbi weten hun betoog scherp neer te zetten, beargumenteerd en binnen de kaders van het onderwerp, maar Gladwell wordt gedurende het debat bijkans met de minuut valser en meer vilein.
Hij beantwoordt geen enkele kritiek inhoudelijk, marcheert een leger van stropoppen het podium op, beschimpt feitelijke voorbeelden van zijn opponenten als “complottheorieën uit hun Twitterfeeds”, beticht Matt Taibbi tot viermaal toe op onheuse, kwalijke gronden van racisme en krijgt het (over feiten en zorgvuldigheid gesproken!) zelfs voor elkaar om de namen van het tegenkamp te verhaspelen: hij noemt Douglas denigrerend “Doug” en refereert herhaaldelijk aan Taibbi als “Tiabi”.
In zijn slotpleidooi wordt Gladwells eigen karikatuur door hemzelf vervolmaakt, wanneer de man die ruim een uur lang ieder argument van zijn tegenstanders in het debat verdraaide, oproept om ‘professionele journalistieke obligaties boven persoonlijke ideologie te plaatsen’. Het geheel is zeer het kijken waard, zeker voor wie een groeiende vermoeidheid met de moraal van de media voelt: alles aan Gladwell ademt de arrogantie van mainstream journalistiek.
Met in dit debat wel een vermakelijk alsook veelzeggend gevolg: voor aanvang van het twistgesprek in Toronto was een minderheid van 48 procent van het publiek het eens met de stelling dat mainstream media niet betrouwbaar zijn. Aan het slot is dat gestegen tot maar liefst 67 procent - de grootste omslag ooit in een Munk Debate en behalve vanwege de goede redevoeringen van Taibbi en vooral Murray toch ook zeker te danken aan de hautaine onredelijkheid en retorische onoprechtheid van Gladwell.
Moeten we ons nou gelukkig prijzen dat mainstream media hun eigen betrouwbaarheid en geloofwaardigheid ondermijnen door niet alleen op breed levende en precaire dossiers hun werk onzorgvuldig te doen maar ook een neerbuigende houding te hanteren jegens individuele burgers of alternatieve platforms die hun praktijken tegen het licht houden en trachten te corrigeren?
Nee. Uiteindelijk niet. Natuurlijk niet: niemand wint bij onwaarachtige of wanpresterende media.
Een vrij beroep vol codes en kwiebussen
Hoewel de journalistiek een vrij beroep is (wat wil zeggen dat iedere halve gare met een twitteraccount en een mening zich journalist mag noemen), en hoewel erkenning van perkamenten principes als de Code van Bordeaux (een soort ‘Gij zult niet liegen en objectief berichten’-gebod voor journalisten) nogal gemakzuchtig worden uitgelegd als een vakdiploma én een morele maatstaf voor degelijke journalistiek, vereist goede, betrouwbare en zorgvuldige berichtgeving echt iets meer dan een toetsenbord, een internetverbinding en het bijeen rapen van citaten uit publieke bronnen (lees: openbare tweets) om daarmee onder de kop “BREKEND” de suggestie van belangwekkend nieuws te veinzen binnen de copy/paste-race om je eigen status bij je followers te behouden of vergroten.
De voorgaande alinea is uiteraard een banale generalisatie in één zin: er zijn namelijk talloze zorgvuldige en ter zake kundige burgerjournalisten en ontelbaar veel naar waarheidsvinding strevende burgers zonder dienstbetrekking bij NPO, DPG, RTL of Mediahuis (de kartel-conglomeraten waar thans zo’n beetje alle landelijke mediatitels onder vallen - een problematische ondergraving van pluriformiteit die op zichzelf een veel groter debat waard is). Toch zijn er nog altijd veel meer burgers die niet kunnen bogen op journalistieke ervaringen en expertise, niet kunnen werken binnen een gecontroleerde professionele redactie-omgeving, die feiten lastig kunnen wegen tegen meningen en die waarheidsvinding niet per definitie hoog in hun vaandel hebben wanneer de waarheid of de feiten hun eigen wereldbeeld in de weg zitten.
De eigen waarheidsvinding is daarom een structureel probleem geworden. Daaruit zijn organisaties en alternatieve mediaplatforms voortgekomen als Ongehoord Nederland!, Café Weltschmerz en Blckbx, die meer bestaan vanuit een drang tot tegengeluid (en aversie tegen de mainstream) dan bij de gratie van een gedegen eigen feitenonderzoek. Dat leidt in de praktijk vaak niet tot gewogen gemiddelden van discussies en gebeurtenissen die op basis van gelijkwaardige feiten tot stand komen, maar tot naar recalcitrantie neigende tegenwerpingen van andermans waarheden.
Bovendien draaien zij zichzelf regelmatig vast in een modus waarin ze hun publiek niet bedienen met feitelijke verslaggeving maar zich juist andersom plooien naar een vraag vanuit dat publiek om bevestigd te worden in hun opvattingen, ervaringen, emoties en onderbuik. In bepaalde gevallen leidt deze werkwijze tot gradaties van persoonscultussen, een verschijnsel dat tekenend is voor deze tijd: wie het zegt kan belangrijker en zwaarwegender zijn dan wat er gezegd wordt, laat staan of het (feitelijk, controleerbaar) klopt.
Ja, tuurlijk, dat fenomeen bestond ook al voor het internet, in de hoogtijdagen van de televisie: roem is een gevaarlijk goedje dat zowel zender (de beroemdheid) als ontvanger (de kijker, fan of volger) kan bedwelmen. Ook het monetaire wedstrijdelement is groter geworden, met ontelbaar veel extra deelnemers op een speelveld waarin veel prijzengeld te winnen is. Ergo: wie trekt de meeste aandacht voor zijn of haar verdienmodel?
Zo zijn we in een tijdperk aangekomen dat door Douglas Murray in het voornoemde Munk Debat samengevat werd in de verzuchting dat het hebben van verschillende opinies “so twentieth century” is. In deze eeuw, zei hij, hanteren we verschillende feiten. “And it’s lethal. It’s absolutely lethal for the functioning of society.” Te vrezen valt dat hij, zoals wel vaker overigens, geen ongelijk heeft.
“You are the media now”
Voordat we in doemdenken verzanden: de gezagscrisis van de mainstream media heeft heus ook voordelen. Het biedt, dankzij de openheid van het internet en de democratisering van het debat die daaruit is voortgekomen, ruimte aan tegendenkers en alternatieve geluiden over wie het algemene publiek zelf kan oordelen of ze die mensen, meningen of mediaplatforms goed, geloofwaardig of navolgbaar achten. Tegenover iedere Rob de Wijk (om maar een cliché uit de Hilversumse mediaklapper te noemen) staat een minder bekende maar daarom niet minder professionele, zorgvuldige vakgenoot die een meer feitelijk, zorgvuldiger en minder vanuit roem en reuring opererende positie kan vertolken. Online weten mensen die alternatieven steeds beter te vinden én te wegen.
Joe Rogan heeft de kracht van de casual but honest conversation laten zien (en daarmee het fenomeen ‘podcast’ niet verzonnen maar wel groot gemaakt). Sterke mediapersoonlijkheden als Jordan Peterson hebben hele volksstammen een meer gegrond gevoel gegeven door begrip te tonen voor ingewikkelde emoties en sentimenten, en deze serieus te adresseren op een manier die in de mainstream onmogelijk is (maar wel verdacht wordt gemaakt). GeenStijl heeft in Nederland de stijve en vaak onoprechte vroomheid van de pijprokende oudmediale kaste doorgeprikt, domweg door het te beschimpen en daarbij ook de eigen lezer niet bevoogdend toe te spreken (en door zelfs bewust tegen hen in te gaan).
“You are the media now” is derhalve een veelgehoorde leus geworden in die context (onder andere regelmatig door Elon Musk gebezigd) maar zelf heb ik het vooral altijd prettig gevonden dat individuele burgers niet meer afhankelijk zijn van poortwachters in de pers met een open barrekening bij Nieuwspoort, die bepalen wat wel of niet de krant haalt of in het Journaal komt, in welke vorm en vanuit welk wereldbeeld of ideologisch perspectief. En met leugens en onwaarheden komen ze ook steeds minder vaak weg.
Iedereen kan immers bij twijfel in veel gevallen zelf de oorspronkelijke bron opzoeken. In welke context deed wijlen Charlie Kirk de uitspraken waarover de NOS suggereerde dat hij een vrouwenhater en een racist was? Zijn die uitgemergelde kinderen in Gaza op de voorpagina van The New York Times echt door Israël uitgehongerd of was er toch sprake van reeds aanwezig onderliggend lijden, waar misbruik van is gemaakt om een bepaalde beeldvorming te bewerkstelligen? Hoe is Amnesty International tot de conclusie gekomen dat Israël genocide zou plegen en zijn daarvoor grondige onderzoeksmethoden en zuivere juridische definities aangewend?
Toch is dit ook waarom de gezagscrisis van de mainstream media een vloek is. Want uit alle voornoemde voorbeelden, die door burgers zelf gecontroleerd kunnen worden dankzij de kracht van sociale media, spreekt een onoprechtheid en oneerlijkheid van mainstream mediabronnen. ‘De media’ zijn niet langer de onafhankelijke scheidsrechter die we ooit dachten of wilden geloven dat het waren (en die ze zelf nog altijd denken te zijn). Het zijn deelnemers geworden in een onzalig potje gelijkhebberij - een wedstrijd waarin waarheidsvinding vaak het onderspit delft.
Bij het publiek ontstaat vervolgens ergernis, wantrouwen en ook tribalisme. Een belangrijke reden dat sociale spanningen oplopen wordt veroorzaakt door de uitholling van gedegen, betrouwbare en niet-tribale journalistiek. Verwijder eerlijkheid uit de balans en het wantrouwen neemt toe. Maak waarheidsvinding ondergeschikt aan wereldbeeld en het tribalisme groeit.
De gezagscrisis is een zelf veroorzaakt leed
Gezonde media zijn als een gezonde geest en een gezonde geest draagt bij aan een gezond lichaam, te weten: de publieke samenleving als geheel. En niet alleen zijn onze mainstream media niet gezond, ze weigeren zich te laten diagnosticeren. De ergernis over de (tribale, ideologische, vaak feitenvrije) onzin die kanalen als Weltschmerz, Blckbx of zelfs publiek gefinancierde omroepen als Ongehoord Nederland! uitzenden, zou ook moeten strekken tot “geaccepteerde” platforms als Nu.nl, de Volkskrant en de NOS. Dat doet het echter nauwelijks.
Zeker niet binnen de mainstream, die hun fouten helemaal niet - zoals de NOS het beweert - “ruimhartig corrigeren”. Veel eerder reageren zij als door een wesp gestoken, met sneren en paraat om hun critici met schamper wantrouwen tegemoet te treden. Waarmee een deel van die mensen, logischerwijs, hun toevlucht en heil blijft zoeken bij de alternatieve platforms waar misschien ook niet zo zorgvuldig met feiten en de waarheid wordt omgesprongen, maar waar ze tenminste wél het gevoel hebben gelijkwaardig te worden behandeld.
Emoties wegen nou eenmaal zwaarder dan feiten, een gegeven dat des te meer eisen stelt aan gedegen, geloofwaardige en betrouwbare journalistiek waarbinnen ego’s van ondergeschikt belang moeten zijn aan feiten en onderzoek.
Daarom kan de conclusie van deze stelling - De gezagscrisis van de mainstream media: vloek of zegen? - alleen maar luiden dat de gezagscrisis primair de schuld is van degenen die zich als volwassen professionals (en poortwachters) plachten te presenteren, niet van burgers wier wantrouwen vanuit de onderbuik bevestigd wordt door de arrogante onwil tot reflectie, zelfkritiek en foutencorrectie.
Wie Ongehoord Nederland irrelevant wil maken, zal niet moeten schamperen dat het geen serieuze journalisten zijn: die zal vooral zelf beter zijn best moeten doen. Die zal niet moeten spelen of acteren de waarheid na te streven, die zal het moeten bewijzen. Die zal moeten erkennen dat er missers gemaakt worden, dat ideologie en wereldbeeld bij alle journalisten en binnen alle media een rol spelen, dat journalistieke objectiviteit überhaupt niet bestaat, en dat feiten niet vrijelijk te selecteren zijn maar een basis in een gedeelde, meetbare of verifieerbare context verlangen.
Basale journalistieke hygiëne begint niet met modder gooien naar anderen, maar door je eigen haren te kammen, je tanden te poetsen, jezelf in de spiegel aan te kijken en de eerlijke vraag te stellen of je zo fris genoeg bent om naar buiten te treden. Daarbij moet je steeds onthouden dat je nog zo’n frisse indruk kunt maken: als je pretendeert om het spelletje eerlijk te spelen terwijl je in werkelijkheid een soort Malcolm Gladwell bent, die voor een NOS werkt, prikken steeds meer mensen er alsnog zo doorheen.
Dat is zonder meer de journalistieke zegen van deze tijd en goede journalisten zouden de spanning van die publieke wederkerigheid moeten omarmen als een persoonlijk streven naar verbetering.
Nu alleen nog een manier vinden om universele waarheden, en de daaronder liggende feiten, weer een voor iedereen gelijk gewicht en gelijke weging te geven. Maar die crisis overstijgt de media - dat is een probleem van de maatschappij als geheel geworden. Maar ook eentje die niet opgelost kan worden zolang er sprake is van een gezagscrisis in de media. Alleen eerlijkheid, open staan voor (zelf-) kritiek en misschien een beetje burgermoed kunnen die crisis keren.
Dit is een position paper, als het ware, voor de herfstschool van de Stichting Christelijke Sociaaldemocratie in november, waar ik als spreker ben uitgenodigd. Bovenstaand relaas dient als handrails voor een gesprek over (het falen van de) media in de digitale tijd. Of er nog plaatsen zijn, weet ik niet, maar dit is de website van de organisatie. Zie u daar, wellicht?
.