Een groep mensen heeft het idee opgevat om oranje keppeltjes te verspreiden om te dragen tijdens Koningsdag. Een kleine symbolische daad van solidariteit na vele maanden van Palestijns vlagvertoon en oplaaiend antisemitisme.
Is het een goed idee?
Koningsdag is braderieën en meuk verkopen vanaf een kleedje. Tompoucen en oranjebitter. Radio 538 op het Museumplein. Zuipen op straat en langs de grachten. Moet je daar een oranje keppeltje bij opzetten en kleur bekennen in een conflict - met het risico op onenigheid, of erger, op een nationale feestdag?
Of beken je met zo’n keppeltje geen kleur in een conflict maar verklaar je juist dat, zoals het affiche voor de oranje Koningsdagkeppeltjes zegt, wij allemaal oranje zijn? Dat je ‘een sympathiek signaal geeft dat voor Jodenhaat, en voor welke vorm van discriminatie dan ook in Nederland geen plaats is’?
Want het lijkt er op dat er voor bepaalde soorten discriminatie tegen een kleine, kwetsbare minderheid wel degelijk veel plaats is in Nederland.
Behalve Koningsdag nadert ook de Dodenherdenking en die lijkt dit jaar in duisternis te worden gehuld. Een halvering van het aantal toegestane bezoekers, die in separate vakken worden gezet en bij het betreden van de Dam worden gefouilleerd - je zou er verdomd ongepaste vergelijkingen met een bepaalde donkere periode uit de geschiedenis bij kunnen maken.
En het blijft natuurlijk niet bij concrete veiligheidsmaatregelen, er vindt ook een morele verwatering van de herdenking plaats. Door - nota bene - het 4 en 5 Mei Comité, dat subsidies verstrekt voor een ‘vrijheidsmaaltijd’ rond het thema ‘genocide in Gaza’. Door DPG nieuwstitels, die de vraag stellen of Dodenherdenking ook de oorlog in Gaza ‘moet’ omvatten. Ook de actieve vrees voor verstoring van de stilte door river to the sea scanderende sokpoppen van het antisemitisme geeft ongewenste (en tot niet zo lang geleden: ondenkbare) ruis rond het nationaal moment op de Dam.
‘Wij zijn met meer’, zei Mark Rutte na de aanslagen in Brussel en op luchthaven Zaventem op 22 maart 2016. Maar als het er op aankomt, lijken we toch altijd met te weinig te zijn. Zo ook nu. Het internet loopt over van steun voor de joodse gemeenschap in Nederland, maar de media en het politieke debat vullen zich met kritieken op Israël, die zich in het publieke discours vermengen tot verwijten aan joodse Nederlanders - met een explosieve toename aan antisemitische oprispingen tot gevolg.
Openlijke jodenhaat bij het Holocaustmuseum. Een bepotelde rabbijn in Utrecht. Jodenjagers in een wijk in Amstelveen. Lenny Kuhr die ‘geen grondrecht op een onverstoorde voorstelling’ meer heeft. Pro-joodse demonstranten die het advies krijgen hun davidssterren op te bergen op hun weg naar huis. Krijsende mensen op de publieke tribune van de Tweede Kamer. ‘Antizionistische’ boycotstickers op supermarktproducten. En te veel mensen die zich achter te veel andere mensen verschuilen om zich niet te luid uit te hoeven spreken. Die veel mitsen en maren gebruiken om antisemitisme in een context van het-valt-wel-mee te krijgen.
'Dit nooit meer’ sterft weg als een strijdkreet die louter nog inzetbaar lijkt in tijden zonder strijd. Oranje keppeltjes zijn bijna een te lullig symbool om daar tegenover te zetten.
In London zijn wekelijks grote protesten vóór Gaza, vóór de Palestijnen, met vleugjes vóór Hamas en vooral met heel veel geluiden tégen Israël en het ‘zionisme’. Dit zeggen agenten tegen joden die herkenbaar als jood door hun eigen stad willen lopen:
“You are quite openly Jewish. This is a pro-Palestinian march. I am not accusing you of anything, but I am worried about the reaction to your presence.”
Dit is een anekdote uit Engeland, maar dit is ook het Nederland van nu. Als we echt met meer zijn, hoeven agenten zoiets niet te zeggen. Als we echt met meer zijn, is het misschien een goed idee om te laten zien dat we echt met meer zijn. Als we echt met meer zijn, zouden kranten onderstaande advertentie niet moeten weigeren. En als we echt met meer zijn, is het een nobele taak voor burgemeesters om zich namens de burgerbevolking tegen antisemitisme te verklaren.
Want zo’n keppeltje lijkt misschien koddig of zelfs een beetje off-topic voor Koningsdag, maar vraag je eens af: waarom lijkt het zo moeilijk te zijn om jezelf openlijk tegen het hele specifieke racisme van het antisemitisme te verklaren?
Het heeft iets onnozels te zeggen dat voor discriminatie geen plaats is in Nederland. Je toont dat je de werkelijkheid niet kan zien. Bij “geen gezeik, iedereen rijk” is het grappig, hier is het miskennen van de menselijke geest. Discriminatie is er en zal er altijd zijn. Ik veracht iedere antisemiet, wil er niet mee omgaan, het liefst zou ik ze allemaal het land uitzetten, maar ja dat kan niet, een bewijs dat er wel plaats is voor discriminatie in Nederland. Vrijheid van mening heeft tot gevolg dat je onderscheid mag maken en mag haten, tenzij iets duidelijk strafrechtelijk verboden is. Vanuit vvmu moet je een mate van discriminatie accepteren. Geen discriminatie, dan ook geen vvmu.
Meneer Lagaaij heeft een voorspellende gave. Inderdaad het ombouwen van een herdenking tot een massa-surveillance evenement is nog maar het begin. Ik wil dit als volgt aanvullen. Om er zeker van te zijn dat niet tokkies, wappies, Baudet-fascisten, Poetinverstehers, climate deniers, democracy haters, racisten en fascisten nog een podium krijgen in de openbaarheid, moet dit evenement van alle suspect nationalistic elements worden gestript (vlaggen, uniforms, stekelige kransen als hondenfluitje van toxic masculinity). Voortaan herdenken wij op 4 mei de wereldwijde victims van de transgenocide en de climate change. Een prachtige universal gebaar richting de world community waarmee Nederland wederom zijn leading nation status kan bewijzen. Laten wij ons verleden herbronnen en borgen, en gewoon erkennen dat de economy in 1941 en 1942 booming was en dat de bevolking groeide. Alleen dan kunnen de bovenonsgestelden de challenges van 21st century aan en ons leiden naar a better world. Greta and Frans, the floor is yours!!