Charlie Kirk, Bob Vylan en de slavernij van verontwaardiging
Wie de eerbied voor onenigheid opgeeft, verliest het laatste debat
De moord op Charlie Kirk legt meer bloot dan alleen een diepe ideologische polarisatie in de Verenigde Staten en (Angelsaksische) westerse landen. De reacties op zijn gewelddadige dood bewijzen dat er niet alleen een brede kloof bestaat maar dat steeds meer mensen bewust alle bruggen willen verbranden.
Op de linkerflanken - en echt niet beperkt tot de extremen, maar ook onder ‘doodgewone’ burgers aan de linkerkant van het politiek-maatschappelijke spectrum - werd de dood van Kirk niet alleen minimaal schouderophalend maar helaas ook door velen luid feestend onthaald. Zijn persoon en karakter worden (moedwillig) besmeurd door hem negatieve eigenschappen toe te dichten waarvan iedereen binnen vijftien minuten googelen voor zichzelf de weerleggingen kan zien, domweg door video’s te bekijken van debatten, podcasts en publieke discussies waarin je Kirk in zijn eigen woorden kunt horen.
Hoewel zijn naam me al een jaar of tien bekend is, sinds de eerste Trump-termijn ongeveer, ben ik nooit een toegewijd volger van zijn werk geweest. Zijn rondreizende campagne waarin hij onder een partytent of vanaf een barkruk met de slogan “Prove me wrong” in debat ging met iedere ideologische opponent die hem wilde bevragen, bekritiseren of beschimpen. leverden prima polemische twisten op maar na een paar keer heb je the gist of it wel begrepen.
Kirk is (of helaas: was) een scherp en wat mij betreft eerlijk en oprecht retorisch talent. De meeste van zijn critici ageerden daarentegen vanuit een extreemlinkse of woke onderbuik en de daarbij passende, slecht uitgedachte en in (narcistisch) sentiment verankerde verwijten. Dat geloof je dus op den duur wel, na een aantal van die video’s.
Bovendien is het diepe godsgeloof van Kirk niet mijn favoriete smaak, hoewel hij wel altijd vanuit zichzelf redeneerde en nooit ten koste van zijn opponenten. Dat roept een zeker respect op, gaf hem een voorbeeldfunctie zelfs, en het leidt mede daarom niet tot afkeer van zijn particuliere denkbeelden. Hij verkondigde ze vastberaden maar drong ze aan niemand op.
Hoewel zijn christelijke overtuigingen hem bijvoorbeeld wars maakten van de “lifestyle choices” van homoseksuelen, verwelkomde hij gays bij de conservatieve beweging. Zijn uitingen daarover zijn ruimschoots voorhanden en daarover hoeft dus niet verzonnen of gelogen te worden dat hij een “homofoob” zou zijn geweest: hij beoordeelde iedereen op de inhoud van hun overtuigingen en niet op hun voorkeuren in de slaapkamer.
Kom daar maar eens om bij - generaliserend gesproken - linkse ideologen, waar een diep doordesemd vitriool van verbetenheid de narratieven bepaalt. Luisteren, naar anderen? Nee, zij moeten naar hén luisteren!
Maar dat is nou precies níet de kant waar dit stukje heen wil: het ‘hullie doen het ook’-gevoel. Of ‘hullie zijn erger’. Op rechts heerst óók tribalisme, marcheren eveneens poortwachters van wereldbeelden en wordt net zo goed met veel vitriool over ‘de andere kant’ geoordeeld. Een bekend account als LibsofTikTok bijvoorbeeld, dat begon door op bezorgde wijze (extreem-) linkse uitwassen op Amerikaanse scholen uit te lichten door filmpjes te tonen waarin Amerikaanse leraren met paars haar en een besmettelijk-modieuze genderverwarring vertellen hoe ze hun leerlingen opzettelijk met extremistische ideologie indoctrineren als medicijn tegen MAGA Trumpisme, is evengoed verworden tot een trekpleister voor haatcomments tegen homoseksualiteit. Ergens op de grens tussen vermaak, leedvermaak en ramptoerisme, maar soms ook echt: haat.
Meer dan ooit tevoren heeft de moord op Charlie Kirk, en hebben de reacties daarop, me laten zien hoe sociale media een katalysator voor cultvorming, sektarisme en tribalisme zijn geworden waar veel mensen makkelijker in meegezogen worden dan ze aan zichzelf willen toegeven.
Waar internet en sociale media ooit de Grote Gelijkmaker leken (die het overigens in veel opzichten écht ook nog zijn - zonder internet en socials nam je van veel minder mensen, ideeën, verhalen, kennis en gezichtspunten kennis), is de realiteit toch rauwer en steeds zorgwekkender geworden.
Internet zou, zo dacht ik al vroeg en vervolgens heel lang, een verdergaande democratisering van het publieke debat veroorzaken waarin de (grotendeels door progressieven en liberalen gelegde) fundamenten uit de laatste decennia van de twintigste eeuw tot volledige wasdom zouden komen. Zeker vóór de opkomst van iPhone en Facebook of Twitter en Instagram leek het die kant ook nog best wel even op te gaan.
Inmiddels kun je toch ook niet meer om de constatering heen dat het gifbad van enerzijds je eigen wereldbeeld bevestigende en anderzijds extreme uitersten benadrukkende algoritmes ons brein in een binaire stand aan het drukken zijn, waarbij met name de jongere always online generaties, die geen wereld zonder touchscreens en algo’s kennen, grote blijk geven van niet alleen een volstrekt onbegrip van het adagium dat een goed debat bestaat bij de gratie van onenigheid maar zelfs volkomen achteloze en onnadenkende opvattingen beginnen te koesteren over geweld als antwoord op (vermeende) kwalijke of (als zodanig ervaren) kwetsende uitingen.
Maak daarbij niet de vergissing dat mensen die - zoals ikzelf ook - nog een analoge tijd hebben meegemaakt, met telefooncellen en papieren briefpost en zo, verheven zijn boven dit tribalisme. Wij “boomers” hebben hooguit een beter besef van het verschil tussen de tijd van de telefoonkaart en de tijd van de twitterfittie. Maar bij acute gebeurtenissen die sterke emoties oproepen - zoals de moord op Charlie Kirk - zijn ook onze primaire sentimenten vaak sneller bij het toetsenbord dan de gewogen ratio van de context, omstandigheden en het besef dat niet iedere linkse twitteraar medeschuldig is aan de moord op een rechtse spreker.
Vrijwel ieders, dus ook onze, bereidheid om onenigheid te accepteren, is afgenomen. Er wordt aan onze tribale emoties getrokken, in alles-of-niets-scenario’s waar de algoritmes van Big Tech op geprogrammeerd zijn en waar Artificial Intelligence een ongekende versnelling overheen aan het gooien zijn. (Ik beloof u dat u nog lang niet bang genoeg bent voor de desastreuze gevolgen van de groeiende invloed van ChatGPT, Grok en Gemini op het publieke debat, het menselijk denken - of niet-denken - en de aanstaande, volledige herinrichting van de gedigitaliseerde maatschappij.)
Wat desondanks grote indruk op me maakte, is de relatieve kalmte waarmee Amerikaans religieus-conservatief rechts reageerde op de moord op één van de spilfiguren in hun beweging. Maar ook dat neemt niet weg dat onder hun achterban en gelijkgestemden eveneens een wraaklust borrelt, een toch al bestaande afkeer van woke en “the libs” is versterkt en ook daar exponenten van de digitale tijd rondlopen die minder geloven in de kracht van het gesproken woord en meer in de noodzaak tot eradicatie van ideologische opponenten.
Beide kanten betichten elkaar van het kapotmaken van democratie, samenleving en het (lees: hun) maatschappelijke ideaal. Het volgende dodelijke slachtoffer in de ontwikkeling waarin digitale onenigheid zich naar de fysieke ruimte vertaalt, kan net zo makkelijk op links vallen.
De emoties zijn makkelijk te markeren. De acute repons op die emoties is al wat lastiger te beteugelen. De analyse waar ze vandaan komen vergt minimaal een paar uur en een nachtje slaap. De vraag hoe we dit besef gaan omkeren, individueel bij onszelf en collectief als samenleving, heeft geen antwoord en een open einde.
De onmacht om tot overeenstemming te komen over de uitingen van Bob Vylan en de reacties van zijn publiek, zaterdagavond in Paradiso, laten zien dat het ook aan een gedeelde wil ontbreekt. Sommigen willen aangiftes en veroordelingen, anderen negeren de expliciete geweldsoproepen. NRC schreef een lovende recensie, een bekende Volkskrantredacteur schamperde dat “woke rechts” ineens voor een cancelcultuur zou pleiten omdat ze Bob Vylan veroordeeld willen zien. Maar er is nauwelijks bedachtzaamheid over de gradaties van ernst in de uitingen.
“Death to the IDF” scanderen, het benauwt Joden maar het is het ook platte punk: geen Israëlische militair zal last hebben van een agressief verontwaardigd punkertje in Paradiso. Pissen op het graf van Charlie Kirk zegt vooral veel over de inhumane bekrompenheid van Bob Vylan, of hoe de frontman van het einsatz-ensemble ook mag heten. Het zal. Het doet maar. In zekere zin is het zelfs, net zoals sociale media trouwens, een overdrukventiel voor sociale onrust die méér incidenten voorkomt door emoties te kanaliseren.
Maar dan die directe, rechtstreekse en expliciete oproep om “fascisten” en zionisten in de straten op te zoeken en aan te vallen. Dat zou toch bij ieder normaal, zichzelf redelijk achtend én zich van een zekere mate van “woorden doen er toe”-besef bedienend mens een rode lijn moeten zijn. Een grens, die na de eerdere Jodenjacht in Amsterdam en nu binnen enkele dagen na een (vermoedelijk) ideologisch gemotiveerde moord in Amerika, tot de eensgezinde opvatting zou moeten leiden dat “we” dit zo niet met elkaar afgesproken hebben. In ieder geval bij volwassen mensen. Zeg maar zoals NRC- en Volkskrantredacteuren zichzelf plachten te beschouwen.
Dit is een geweldsoproep, en de zaal onthaalt het met enthousiasme:
Publiek debat bestaat bij de gratie van onenigheid. Onenigheid bestaat bij de gratie van een gedeelde waardenset. Gedeelde waarden zijn ingebed in feiten en waarheden die onderlinge onenigheid kunnen overstijgen, als spelregels en scheidsrechters.
Als tribalisme zulke waarden verdringt en verstikt, als een oproep tot geweld tot arbitraire beschouwingen leidt en als een letterlijke moord de ene helft diep schokt maar de andere helft tot feestvreugde beweegt, welk debat kunnen we dan nog voeren met elkaar? Vooral als de schok niet serieus genomen wordt en de feestvreugde wordt weggewuifd. Dan speel je geen spel, dan speel je met vuur.
De vraag is waar de mensen zijn, de leiders en de charisma’s, de voortrekkers en de zalvende sprekers, die nuchtere waarden boven de verhitte woorden weten te plaatsen. We zien ze amper. We horen ze nauwelijks. Als ze er al zijn, zitten ze sowieso niet op sociale media. Waar heus echt heel veel mensen de vernietigende gevolgen van ideologische polarisatie zien en betreuren, lijkt niemand te weten hoe we dat tij moeten keren.
Zolang iedereen zijn eigen kamp lijkt te willen zien winnen, of vooral de ander wil zien verliezen en daarbij niet in staat is de balk in het eigen oog te zien, zullen we niet verder komen dan onbeantwoorde verontwaardiging over geweldsoproepen in poptempels enerzijds en escalaties in vieringen van moordaanslagen op het vrije woord anderzijds. Want we delen geen waardenset meer, we ontberen het geduld voor deliberatie, en we ontmenselijken de ander door over hen te vonnissen vanwege aan hen toegekende opvattingen die ze in werkelijkheid helemaal niet hebben (of vanwege “genocides” die helemaal niet gepleegd woorden).
Algoritmes, tribalisme en selectieve waarneming dicteren de emoties van onze virtuele avatars. De real world consequenses, echter, halen ons langzaam maar zeker in. Op hoeveel van elkaar verschillende borden we ook spelen, en hoeveel eigen regels we daarbij ook hanteren: dit spel zal geen winnaars kennen.
Keuzemenu met knopjes. U moet kiezen.