Koranverbrandingen, een holle leegte na de bolle Gogh
Theo dood. Polemiek dood. Islamkritiek terminaal
Met De bolle Gogh valt genoeg te lachen, maar met een holle galm: wat is er zorgwekkend veel sociale verkramping ingetreden sinds de religieuze moord op de onbesuisde filmmaker.
Bij het lezen over de tijden waarin Theo van Gogh leefde, valt niet alleen de smaakvervlakking van de huidige culture sector op, waarin alles eendimensionaal, gelijkgestemd en prikkelarm bereid wordt. Te veel mensen hebben te veel te verliezen. Geld. Gezicht. Hun vrome gelijk. De status quo.
Droef stemt het nieuwe boek nog meer, omdat Van Gogh reeds in de jaren tachtig te maken kreeg met ‘kritiek’ en bedreigingen naar aanleiding van zijn islamretoriek.
Sindsdien is niet enkel door zijn dood maar ook na ontelbare andere moorden en aanslagen uit naam van de islam een permanente grondtoon gelegd voor terreurdreiging tegen instituten en individuen. Steeds meer mensen zijn stiller en stiller geworden. Sommigen erkennen hun zelfcensuur openlijk, anderen projecteren hun angst op wie nog wél z’n mond waagt te openen tegen de vijfde colonne van geitenneukers, wier zwakke geesten van jongs af aan in hun gebedshuizen worden gerijpt om homoseksualiteit te verwerpen, vrije vrouwen als hoeren te verketteren, hun eigen moeders tot verpakkingswaar te reduceren en waar nodig de kwetsbare eer van hun profeet met geweld te verdedigen.
Islamcritici riskeren eerder sociale stigma’s vanuit de Nederlandse goegemeente dan religieuze fatwa’s vanuit de moskee. Immers: had Theo het allemaal al aan zichzelf te danken, sindsdien zou iedereen zéker beter moeten weten dan om de handschoen op te pakken tegen de geestelijk armoedige maar licht tot bloedvergieten te bewegen aanhangers van de islamitische profeet.
Het omineuze gevoel hangt al heel lang over Nederland: de islam is al nagenoeg ongenaakbaar, al wil haast niemand dat openlijk toegeven. Het vrije woord is aangetast door feromonen van het fatsoen, die een geurspoor afgeven aan de zelfverklaarde bewakers van de retorische orde, die zorgen dat de islam gevrijwaard blijft van kwets, kritiek en krenking. Nette mensen laten zich niet in met het beledigen van andermans diepste overtuigingen. Daarom zitten we nu met Edwin Wagensveld opgescheept - ons varken in de modder van dit gevecht.
De nieuwe biografie over Theo van Gogh, geschreven na zeven jaar research en talloze interviews door Jaap ‘zoon van Job’ Cohen, verschijnt niet alleen in het jaar waarin de islamitische slachtmoord op de bolle nar des vaderlands alweer twintig jaar geleden is, maar ook in de maand waarin Edwin Wagensveld een koran in brand trachtte te steken op een plein in Arnhem, in reactie op het voornemen van de gemeente van burgemeester Ahmed Marcouch om het hoofddoekverbod voor boa’s op te heffen - een geweldloze aanslag op de neutraliteit van de wetshandhaving.

Van Gogh en Wagensveld kunnen in veel opzichten niet verschillender zijn. De een een polemist, de ander een proleet. De een verbaal vaardige uitdager van ideeën, de ander de vleesgeworden uitlokking van ziejewel-agressie. Van Gogh, de nar, nam in de jaren negentig een in boerka gehulde vrouw mee naar interviews om politici te bevragen over vrouwenbesnijdenis. Wagensveld, de Feldwebel, stond twee decennia later in een uniform van de legerdump in een Bulgaars bos op Wirschaffendassiërs te jagen.
De enige overeenkomst is hun onverschrokkenheid in het aanzien van voortschrijdende islamisering, maar zelfs die mentaliteit kent twee kanten: waar Wagensveld een verbeten indruk maakt, zat bij Van Gogh een vanzelfsprekendheid in zijn obstinate gedrag: natúúrlijk leggen we de islamitische kwestie openlijk op het bord of, als het zo uitkomt, de operatietafel en desnoods een retorisch hakblok. Hij ging dat gesprek nooit uit de weg, in tegenstelling tot Wagensveld, die in de zomer van 2019 in Eindhoven een uitgestoken hand van een 16-jarige Turks-Marokkaanse jongen negeerde met de woorden: “Ik ben jou niks verplicht. Ik ben alleen autochtone Nederlanders iets verplicht.”
Dat is geen islamkritiek, dat riekt naar bot racisme. Een slecht gesprek is altijd nog beter dan geen gesprek. Bovendien maken dergelijke uitingen Wagensveld makkelijk tot booswicht te bestempelen. Hij is een botte bijl die zijn demonstraties banaal vormgeeft: een barbecue bij een moskee, een aansteker bij een koran, iemand die hem tot debat uitnodigt de rug toekeren - hij maakt het niet alleen humorloos maar ook hufterig en hoewel het uiteraard, zoals in Arnhem, een voorspelbare reactie van bloeddorstige agressie en fysiek geweld uitlokt bij de immer oh zo lichtgeraakte en op rellen beluste (jonge) moslims, maakt Wagensveld het té makkelijk om verwijten van uitlokking op zijn bord te schuiven.
Hij werd gewond afgevoerd, evenals enkele agenten, nadat relschoppers stoelen, vuurwerk en vliegende karateschoppen begonnen te lanceren. Iedereen boos, niemand blij en van enig ‘debat’ is geen enkele sprake. Niet over de kernwaarden van de islam, niet over de invloed van islamisering op de Nederlandse samenleving, niet over de vrijheid van meningsuiting.
Een vrijheid die, zo weten we sinds de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, permanent onderhoud verlangt. Maar we hebben die twee afslachtingen nog niet eens verwerkt, want Nederlanders kunnen helemaal niet praten. Geert Wilders domineert in de politiek het islam- en migratievraagstuk, omdat niemand anders het over de ongemakkelijke vragen wil hebben die hij niet uit de weg gaat - en waar hij een torenhoge prijs voor betaalt. Wagensveld brengt het vraagstuk naar de straat, omdat niemand anders zich nog in die vuurlinie waagt.
Daar heb je maar één varken en een bundeltje heilig verklaard papier nodig om te laten zien hoe verontrustend de potentie tot zelfontbranding bij moslims is. Ook blijkt daarbij hoe het voor de goegemeente makkelijker is om iemand te verwijten dat hij de oerdriften van de islam wakker kust met slechts het wieltje van een weigerende aansteker, dan de woeste horde te veroordelen die zich door zo’n gebaartje uit de tent laat lokken.
Boeken verbranden is nogal dom, lelijk en retorisch uiterst armoedig. Wagenvelds acties zouden echter pas écht belachelijk zijn wanneer iedereen zijn schouders op zou halen over zijn bibliothecaire straatbarbecue. Maar de gewelddadige uitbarstingen bewijzen zijn gelijk en dat maakt zijn actie relevant: de vrijheid van meningsuiting staat onder druk van de islam en er is tenminste één iemand die ons daar af en toe aan herinnert - niet zonder gevaar voor eigen lijf en leden, om over zijn sociale status maar te zwijgen.
Maar godsamme wat missen we een Van Gogh in dit ‘debat’. Die niet met een koran en een Clipper de vuurkorf vulde, maar politici bevroeg op vrouwenbesnijdenis, de Balie vol kreeg met ‘pooiers van de profeet’ en ook elders geen moslim uit de weg ging als het vrije woord verdedigd moest worden.
Vergelijk dat gegeven met het laffe stukje Nieuwsuur, waarin ene Said Bouharrou namens het Contactorgaan Moslims en Overheid (een islamiseringsorganisatie die namens 380 moskeeën druk uitoefent op de overheid) mocht jammerklagen dat het hem - heel postmodern - een “sterk gevoel van onveiligheid” gaf om de koranverbranding aan te zien. Dat zorgde voor “emoties die binnen komen” en tevens riep hij de gebeurtenis uit tot een “trieste zwarte dag voor Arnhem en Nederland”. Voor de goede orde: hij bedoelde de stunt van Wagensveld, niet de horde minderwaardigheidscomplexen die zich vervolgens fysiek tegen demonstranten, de politie en het meubilair in de publieke ruimte keerde.
“Vrijheid van meningsuiting is een discussie die nu op gang is geraakt…”, zegt Bouharrou, die bedroefd lijkt dat we het er überhaupt nog over moeten hebben, waarna hij pleit voor een verbod op koranverbrandingen omdat het verbranden van eigen persoonlijke eigendommen een vorm van “aanzetten tot haat” zou zijn. Hij zet er zijn grootste puppy-oogjes bij op. Het ongemak bij Mariëlle Tweebeeke is voelbaar. Ze verdedigt weliswaar min of meer het demonstratierecht, maar duwt niet echt terug. Want sja, voor die Wagensveld kan, wil of mag ze (de fatsoensferomonen indachtig) natuurlijk niet opkomen. En die Marokkaans-Nederlandse jurist zit zo keurig te praten, met satijnen suswoorden waarmee hij ondertussen een onzichtbare aansteker bij de Grondwet houdt.
Zou ze Bouharrou hebben gevraagd naar, ach noem eens wat, diens mening over Israël en de militaire acties in Gaza, dan was ook deze vrome moslim vermoedelijk heel snel vuur gaan spuwen. Maar nu kostte het hem geen enkele moeite het slachtoffer te spelen, met Wagensveld als haatzaaiende boeman en de NPO als gewillig luisterend oor.
En nergens nog een bolle Gogh te bekennen die de vuurkorf zou aanmaken met de oplichterstruukjes van een religieuze zeloot die een vrije uiting van Wagensveld ziet als een buitenkansje voor een nieuw verbod op het bekritiseren van de islam. Een soort dwangwet, zou je kunnen zeggen - een solidaire suggestie ter bevordering van onze trage maar voortvarende culturele zelfmoord.
Een volk dat zijn intellectuele leiders kwijtraakt door terroristische aanslagen, is een dubbel geraakt volk.
Je ziet het gebeuren de discussie is dood, zelfcensuur volop aanwezig ook bij mij ouwe lafaard dat ik ben.
Uitstekond. Jij & Naus maken mijn dag nu al goed.