Net zoals twee jaar terug - toen Fortuyn twintig jaar dood was - zit de twintigste sterfdag van Theo van Gogh me als een graat in de keel. Ik zou het willen negeren, ik stoor me aan de manier van herdenken (want iedereen is fan na de oorlog) en ik walg ook een beetje van mijn eigen nostalgie naar een morsdood Nederland.
Dat laatste is misschien wel de sterkste emotie: walging niet eens naar hoe het was (of leek), maar over het land dat we na die dubbele moord geworden zijn. Er werd een moersleutel in het raderwerk van de vooruitgang van de vrijheid gegooid, en de tijd heeft sindsdien altijd stil gestaan. Een nieuwe klokkenmaker heeft zich nooit gemeld.
Nou bedoel ik natuurlijk niet te zeggen dat Nederland bij leven en welzijn van Pim & Theo één groot en soepel draaiend rad van fortuin voor tolerante multiculturele zorgeloosheid en onbezonnen retorische zuurstof zou zijn geweest, geworden of gebleven - laten we van twee ooit bijzonder levendige lijken geen groteske karikatuur maken. Het waren ook maar mensen, feilbaar en in zekere zin een fenomeen tegen wil en dank. Vermoord worden doet best iets met je marktwaarde.
Maar deze weken besef ik wel hoe onbewogen alles in die twee decennia gebleven. Onbewogen als in onbeweeglijk ten aanzien van bepaalde onderwerpen, als ook in de onverschilligheid over het verlies van serieuze smaakmakers. Narren die de echte macht uitdaagden: de ivoren moraal van de politieke en culturele elite.
Die macht heeft zich diep genesteld in geniepigheden, zoals maar zeker niet beperkt tot het bewust besmeuren van de eigen geschiedenis, het wetenschappelijk kapot relativeren van westerse waarden (en biologische feiten), het in status verheffen van slachtofferschap en/of het sterk vernauwen van de retorische bandbreedte van het publieke debat.
De geniepigheid zit ook in de herdenking van de islamitische slachtmoord op Theo van Gogh. Niet alleen blijft de islam vrij nadrukkelijk buiten beschouwing als motief, zijn nagedachtenis wordt steeds vaker geclaimd door eenieder die zelf graag gezien wil worden als een vrijdenker, een vriend van het vrije woord of een vermoeide verzuchter van de ontwikkeling dat snedige tweerichtingen-polemiek steeds meer voor wederzijdse eenrichtings-polarisatie is ingeruild.
Maar de hypocrisie van velen schijnt daarin nogal door, op een manier die ik destijds, vlak na de moord op Theo, niet heel intens beleefd heb: ik was te jong, te student en nog te onverschillig. Hans Teeuwen had het al wel perfect in de smiezen, niet alleen in het beroemde liedje bij de onthulling van De Schreeuw maar veel meer nog in zijn vele vileine sneertjes richting Piet Hein Donner, residu van grauw-christelijk rechts, of Job Cohen, de toenmalige totem van altijd maar theedrinkend links:
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Nijmans Nieuwsbriefje to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.