Het poldermodel en het polarisatiemodel
Politieke pantomime: een heleboel drukte maar geen enkele beweging
Achterkamertjes, stuurgroepen, overlegstructuren en dialoogtafels - het Nederlands heeft bijna net zo veel verschillende woorden voor “handjeklap” als de Eskimo’s voor sneeuw. Het poldermodel drijft op het bewaken van een status quo voor alle gesprekspartners, op basis van onderhandelingen maar vooral niet op debat. En onvertogen woorden, die worden zeker weten geweerd. Waarom polemisch worden als je ook kunt polderen? Het zit niet in de Nederlandse volksaard om te debatteren.
Ik bekeek de docu White Balls on Walls (NPO-linkje), over hoe het Stedelijk Museum in Amsterdam worstelt met “inclusiviteit” en “diversiteit”, modewoorden van een ideologie zonder argumenten (tenzij je huidskleur een goede meeteenheid vindt om de waarde van kunst mee te onderbouwen). Die zoektocht meemaken begon als een melige slapstick, maar het zoog uiteindelijk alle energie uit me. Wie mijn reisje naar het hart van de culturele duisternis wil volgen, hier het twitterverslagje.
Inclusiviteits-ideologie is een krampachtige poging om de cultuursector tot een onmogelijk compromis tussen vrije kunst en scheppende voorwaarden te dwingen - en iedere polemische kritiek op die nonsens wordt natuurlijk weggewuifd als “rechtse praat van oude witte mannen”. Op die manier eindig je dus met een vier meter hoog standbeeld van een zwarte vrouw, die met een aanstootgevende onverschilligheid maar een gebalde vuist in de broekzak publieke ruimte opeist op een manier die iedere kritiek tot racisme reduceert.
Zonder polemiek kun je ieder dossier wel uitonderhandelen (nog zo’n voltooid bestuurlijk verdeelwoord), maar steeds vaker lijkt het gebrek aan schuring in het sluiten van sociale akkoorden ons op te breken. Neem de VVD en hun toneelstukje van afgelopen weekend waarin Sophie Hermans met haar “Mark, schiet op” een intern dualisme binnen de partij mocht acteren om Rutte tot meer actie te manen om het verstikkende asielprobleem van frisse lucht te voorzien. Dat is geen polemiek, dat is een pastiche. Politieke pantomime: het ziet er druk uit maar er beweegt helemaal niets.
Ondertussen loopt het poldermodel vast in fysieke problemen waar steeds meer burgers last en hinder van ondervinden, maar waar niemand nog een oplossing voor lijkt te kunnen vinden. Wat uiteindelijk rest, is louter polemiek. Harde, verwijtende en soms intimiderende polemiek. Daarover gaat mijn Revu-polemiekje van deze week, onderstaand te lezen.
Nederlanders zijn beroerd in debat voeren
Zo Nederlanders ergens beroerd in zijn, dan is het in debat voeren. Alles wat de polder produceert, moet het gevolg zijn van onderhandelingen en overleg waarin wederzijdse belangen worden behartigd en bewaakt maar waarin vooral fatsoen en respect de boventoon voeren.
In het dagelijks verkeer kan iedereen daarom pretenderen een centrist te zijn, die hun eigen kritieken naast proportioneel en redelijk ook opbouwend zullen vinden. Voorstellen en onderhandelingen worden gedaan met inachtneming van nuances en context om tot wederzijdse instemming te komen. Bijna altijd lopen de betrokken partijen op natuurlijk wijze weg bij te scherpe randjes, niet zelden door gewoon te doen alsof ze er niet zijn. Mochten problemen ontstaan, dan bouwen de vernuftige ingenieurs van het Hollandse poldermodel daar tegen die tijd gewoon een brug overheen.
Je kan - nuance indachtig - niet ontkennen dat die pragmatische aanpak Nederland veel gebracht heeft in zowel het tot stand brengen van een nationale verzorgingsstaat als de internationale diplomatie en wereldhandel. Beetje marktkoopman, beetje dominee, u weet in welke termen deze bekende balansact altijd beschreven wordt. De een is wat meer van de markt, de ander wat meer van de moraal, maar samen aan één tafel is er altijd een middenweg te vinden.
Maar het poldermodel kent dus een enorm gebrek en dat is de incompetentie om verhit maar inhoudelijk debat te voeren. Het komt zelden verder dan mensen die roepen dat ze het “over de inhoud willen hebben”, waarmee eigenlijk gezegd wordt dat de mening van een ander hen niet aanstaat. ‘Nee, niet díe inhoud’, bedoelen ze. Door dat eeuwige wegblijven bij deze onafgebonden eindjes kunnen ingewijden hun zelfverklaarde middenpositie deemoedig hooghouden, maar worden de flanken geweerd van onderhandelingstafels en uit bestuurskamers.
Vroeger stonden die flanken dan in kleine plukjes agitators op straat te pleiten voor méér socialisme, of tegen méér buitenlanders. Maar nu is er het internet om van alles de schuld te geven. Al zolang ik me kan heugen - en ik draai al een paar decennia mee op het polemische www - is eigenlijk alle verharding, polarisatie en intimidatie de schuld van online bovendrukretoriek. De gesel geselt zichzelf, zo cirkelredeneren de zelfverklaarde centristen.
Deze fatsoenlijke polderaars zijn er allemaal enorm de dupe van, vinden de fatsoenlijke polderaars, die zichzelf derhalve de meest ranzige retoriek mogen toe-eigenen om hun beklag te doen over andermans gebrek aan fatsoen. Het is nooit anders geweest: als de flanken de schuld kan krijgen, mogen alle context en nuance het raam uit in ruil voor binaire retoriek en heel veel jij-bakken, stropoppen en a-sociale brandmerken.
Het poldermodel heeft te weinig geïnvesteerd in het belang van scherp(er) debat en is op zijn eigen ontwerpfout aan het stranden - helaas lijkt er even niemand beschikbaar om bruggen daaroverheen te bouwen.
Deze column verscheen in Nieuwe Revu 25 - 2023