Met de kennis van vorige week kunnen we constateren dat de opening van het Holocaustmuseum slechts een generale repetitie was. Voor antisemitische activisten, voor burgemeester Femke Halsema en ook voor het peloton progressieve voetsoldaten dat een ring van veiligheid en verdediging om de Amsterdamse burgemeester vormt wanneer ze zichzelf weer eens in de nesten heeft gemismanaged. Want allemaal herhaalden ze hun kunstjes uit maart, maar dan met nog een extra schepje er bovenop.
De ‘activisten’ werden handtastelijk, belaagden mensen, gooiden met verf en verstoorden de herdenking. Halsema verklaarde de zicht- en geluidsnorm voor ‘tegendemonstraties’ ditmaal nóg heiliger, door de agressief geladen en gemaskerde onmensen precies op het pad van station naar Dam te positioneren. En na afloop stond het progressieve cordon acuut paraat om, gewapend met mensenrechtenverdragen die kennelijk zeer mild oordelen over antisemitisme, de handelswijze van de burgemeester toe te juichen.
Frans Timmermans voorop, die nog tijdens de onrust juichte dat Halsema onder zware druk zo goed gehandeld had. Trots, moesten we zijn. Allemaal!
Het was grotesk, potsierlijk en pijnlijk. Vooral toen een lullig tweetje van Geert Wilders, die Halsema het land uit wenste, mediabreed werd geduid als een zwaarder vergrijp dan de fysieke intimidatie en belaging van volstrekt onschuldige, beschaafde burgers die niet in vrede en veiligheid een herdenking konden bijwonen.
Wanneer schieten woorden tekort, en sentimenten te ver door, om de absurditeit en ergernis van zulke gebeurtenissen te beschrijven en duiden?
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Nijmans Nieuwsbriefje to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.