Ondanks dat ik me zo stellig voorgenomen had om het internet te mijden op 4 mei, was het heus niet ongewenste maar wel zeer ongepast getimede bezoek van Zelensky in combinatie met de vreugdevolle uiting van haat tegen Caroline van der Plas toch weer reden om intens te triggeren. De gifcocktail van oorlogspropaganda (want óók aan de goede kant sneuvelt de waarheid als eerste) gemengd met de intense zelffelicitatie van de vrome klerken omwille van het feit dat ze twee maanden na hun gevoelige verkiezingsverlies tóch nog iets gevonden hadden om Van der Plas mee te geselen, wakkerden mijn 4 mei-haat aan.
Het herdenken op commando en onder grote groepsdruk, want “fatsoen” en “respect”, staat me zo intrinsiek tegen, voelt zo intens onheus en staat zo haaks op wat herdenken zou kunnen zijn wanneer een klein clubje moraalzeloten een keer hun dwingende muil zou houden en niet zichzelf op de voorgrond forceert, dat de twee minuten stilte als een vorm van agressie zijn gaan voelen. De enige oprechte vorm van herdenken, is in stilte. Op je eigen manier en wat mij betreft ook op je eigen moment, niet op die hielenklikkende klokslag acht op de vierde mei, wanneer de Fatsoenspolitie razzia’s houdt tegen burgers die hun TV op het verkeerde net hebben, een trein die te laat stilstaat, een auto die toch door de straat rijdt of een twitteraar die even vergeten is dat de geschiedenis om stilte vraagt.
De suggestie dat je niet deugt omdat je niet precies doet wat iedereen moet doen op hetzelfde moment, is op zichzelf een onvrijheid. Maar goed, ik schrijf dit inleidinkje op 4 mei, zoals ik het onderstaande Revu-cursiefje ook op 4 mei schreef. Het is inmiddels 8 mei, we zijn al zeventien fophefjes over Op1, Gordon en D66 verder dus mijn humeur zal ook wel weer terug binnen de gemiddelde marges van mijn misantropie zijn bekoeld. Ik wens u veel vrijheid toe, maar denk een beetje aan de buren als u de muziek aan zet.
Nederland is helemaal niet zo’n vrij land
Vrijheid. Op papier een mooi concept maar in de praktijk bestaat het nauwelijks. In de eerste plaats komt vrijheid met een bepaalde mate van verantwoordelijkheid, die moet helpen voorkomen dat de ruimte die jij inneemt met jouw vrijheid, niet ten koste gaat van andermans vrijheid. Je zet niet na middernacht je stereo op 11, om het met een banaal voorbeeldje te schetsen.
Buiten dat wordt je vrijheid ingeperkt, of althans: gekaderd, door wetten, regels en eisen die een samenleving aan je stellen. Van leerplicht tot belastingplicht, helemaal vrijgesteld van onvrijheid ben je nooit. Je zult dingen moeten leren waar je niks aan hebt, en je zult meebetalen aan maatschappelijke onderdelen die voor jou geen direct voordeel opleveren, of waaraan je het liefst überhaupt nooit zou meebetalen. De publieke omroep bijvoorbeeld, om een persoonlijk subsidie-stokpaardje te noemen.
Vrijheid in een vrij land is dan ook primair een geestelijk begrip. Zolang je bepaalde fysieke wetten, regels en omgangsvormen een beetje eerbiedigt, ben je vrij om je eigen persoonlijkheid te ontwikkelen en uit te dragen. In je voorkeuren, je opvattingen, je sociale leven en je liefdesrelaties. In je geschrift, gedicht, geschilder of gezang.
Toch is het in Nederland gelukt om ook die geestelijke vrijheid te onderwerpen aan regels. Ongeschreven regels, weliswaar, maar streng gehandhaafd desalniettemin. Om ongebreidelde vrije opvattingen toch een beetje te kunnen temperen, zijn onmeetbare waarden als “fatsoen”, “respect” en een klemmend beroep op de “toon” van individuele uitingen ingevoerd, die zowel streng als zeer gretig gehandhaafd worden door een kleine maar innig samenklittende keten van zelfverklaarde hoeders van deze normen.
Die hoeders zitten in de politiek, vaak bij partijen die ooit zelf tegen religieuze, conservatieve of op andere wijze stijve wereldbeelden aan trapten. Bij D66 dus, of bij GroenLinks en de PvdA. Die hoeders zijn ook sterk vertegenwoordigd in de media, waar ze zich verlaten op “journalistieke codes” die ook grotendeels ongeschreven zijn, om zich als poortwachters van een sterk gesloten wereldbeeld te kunnen profileren. Zelf lijken ze daarbij te denken dat ze alle stromingen en vrije opvattingen vertegenwoordigen, maar dat is absoluut onwaar.
“Fatsoen”, “respect” en de “toon” hebben het al lang gewonnen van intrinsieke ideologische vrijheid. Je ziet dat zodra iemand een mening uit die afwijkt van het opgelegde pandoer en het volle gewicht van de gedachtenpolitie op zich geworpen krijgt.
Rond de dodenherdenking is dit beklemmende fenomeen altijd extra zichtbaar. Met grote retorische onmacht wordt door de klittende kansel van eigenheiligen een groepsdruk gekweekt waarvoor iedereen moet buigen, of ze zullen trachten je te laten barsten. Vrijheid geef je door, zeggen zij de volgende heel vroom dag op bevrijdingsdag - maar alleen aan mensen die er precies mee doen wat zij willen. Nederland is geestelijk geen vrij land.
Deze column verscheen in Nieuwe Revu 21 - 2023
Abonnee worden zonder creditcard? Dat kan met iDeal via deze loophole.
Los doneren? Nou graag! Dat kan hierrr of op NL79BUNQ 2066 5164 22. Vermeld je mailadres in de overboeking en ik zet je inschrijving naar rato om in een (tijdelijk) lidmaatschap.
Vrijheid komt met verantwoordelijkheden. Dat heeft de geschiedenis al lang zo vaak laten zien in alle vormen. En dan nog; vrijheid zoals die in het Westen wordt ervaren (ook al niet meer, maar dit nu even terzijde, even een paar stappen terug op de tijdlijn). Bij vrijheid hoort verantwoordelijkheid. Je kunt pas vrij zijn en dit ten volle ervaren als je daarmee getuigt dat je óók INTRINSIEK verantwoordelijkheid kunt nemen voor de onvrijheid van een ander. Al zit die gvd aan het andere eind van de wereld.